579 In 1823 en 1824 had de Resident van Soerakartade Heer Mac Gillavry meermalen, even als zijne ambtsvoorgangers reeds had den gedaan, omtrent deze aangelegenheid zijne meening aan het Gouver nement geopenbaard en de bezwaren bekend gemaakt, waarom deze belasting als hoogst schadelijk, zoowel uit een finantieel als poli tiek oogpunt, moest worden ingetrokkentoen reeds werd door hem betoogd, dat eene belasting van dien aard en zoodanige wijze van administratie dier belasting, als toen door het Gouvernement gevolgd werd, bij eene onverhoopte vredebreuk of onlusten, het groot ste nadeel op ons bestaan in Indië zouden uitoefenen. De tooneelen van roof en moord bij de uitbarsting der onlusten in 1825 hebben ons helaas doen zien, dat de Resident Mac Gillavry goed gezien had. Om eenig begrip van de thans besproken belastingen te kunnen vormen, zal het voldoende zijn, het ondervolgende aan te teekenen. De Javaan is onder zijn eigen bestuur niet ongelukkig, zooals hieruit blijkt, dat tot 1825 in die districten, waar goede Regenten waren, die hunne ondergeschikten tegen willekeur der Chineezen bescherm den, de bevolking welvaart en rust genoot, en in de overige distric ten de ellende ten top gestegen was, de rooverijen van dag tot dag toenamen en de binnenlandsche oorlogen (prang desa) aan de orde van den dag waren en zelden zonder het vermoorden van eenige de sabewoners eindigden. Al die onheilen, welke dit anders zoo geluk kig gedeelte van Java voor hen in een rampzalig verblijf hadden herschapen, die daar geboren waren of er hun verblijf hielden, hadden hun ontstaan en bestaan aan ons bestuur te danken, dat eene me nigte vreemde onderdrukkers in Java's vreedzame gebergten bij dui zenden had toegelaten, die van de Javanen geene belastingen vorder den, welke gelijkmatig werkten en naar een billijken maatstaf gere geld waren, maar hun alles afnamen, wat zij bezaten, wat zij moes ten verkrijgen en wat hun de oogst hunner akkers zoude opbrengen, die hen mishandelden, ongelukkig maakten, hunne regenten en hoofden vernederden, met hunne geliefkoosde voorvaderlijke begrip pen den spot dreven en zich ongestraft alle daden veroorloofden, die men ook toen gerust als slecht en onrechtvaardig kon omschrijven. Eene beschaafde natiedie hare eigenwaarde gevoelthare krach ten kent en eindelijk moede wordt, het juk te torschen, ontwaakt

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 586