580 niet zelden uit de sluimering, waarin zij eene reeks van jaren door toeval of omstandigheden gehouden werdmet verbittering en wraak tegen hare onderdrukkerszij tracht dan hare rechten te hernemen, en tot bereiking van dat oogmerk zijn haar geene opoffe ringen te zwaar; de geschiedenis van vele volken heeft ons dit ge leerd maar ook doen zienmet welke onheilen en rampen zulke gebeurtenissen gepaard gingen. Waartoe echter een voorbeeld geko zen uit de geschiedenis van andere volken? Heeft ons Java zelf niet dikwijls de droevige ondervinding van dezelfde voorbeelden doen sma ken hebben wij niet geziendat wanneer eene onbeschaafde natie zich tegen hare onderdrukkers verzet en daarbij door fanatisme ge leid wordt, alle redelijk gevoel stil staat; dat niets hare woede kan stuitenen wreedheden en oorlogen slechts het einde dier ramp zijn, welke men had kunnen voorkomen, door aan plicht en billijkheid ge hoor te geven? Weten wij wel, waarom vóór het uitbreken van den oorlog in 1825, en nog lang daarna, de Javaan als ongelukkig was te beschouwen? Wij zeiven waren het, die hem ongelukkig hadden gemaakt, terwijl de Chineezen daartoe onze werktuigen moesten zijn; en naarmate wij ons jaarlijks verheugden over de toenemende ver meerdering der pachten, hetgeen dan op rekening van voorspoed en welvaart gesteld werd, knelden wij den Javaan het ijzeren juk vas ter om de schouders. Heeft men, zooals natuurlijk moet veronder steld worden, nimmer geweten, dat men voor een millioen gul den 'sjaars het geluk en de welvaart van bijna twee millioen rnen- schen langzamerhand had vernietigddie, ofschoon wij hen niet recht streeks als onze onderdanen beschouwden [hetgeen uit een wijsgeerig oogpunt gezien echter weinig verschil uitmaakte] niettemin op onze bescherming zulk eene ruime aanspraak konden makenen wier be langen zoo nauw aan de onzen verbonden warendan hadden wij la ter met zooveel te meer ijver werkzaam moeten zijn om met de mid delen, welke ons ter dienste stonden, hun lot te verbeteren. Yan den Gouverneur-Generaal Baron Van der Capellenbezield met de edelste gevoelenshad men althans mogen en kunnen verwachtendat hij begonnen zoude zijn, in dien toestand verbetering te brengen. Wij zullen zien, hoe gebiedend noodig het ware geweest, dat tegen de willekeurige handelingen en knevelarijen der Chineezen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 587