582 - was, telkens voor de bearbeiding zijner velden van den pachter te huren, zoodat wanneer de oogsttijd daar was, van den oogst het grootste gedeelte, zoo niet al de vruchten door den pachter voor buffelhuur werden in beslag genomen, maar de buffels zeiven nimmer aan den Javaan werden teruggegeven! Dat in eenige districten de pachters eene zware belasting op de velden, bij wijze van aanslag, hieven, onver schillig of zoodanige landerijen den Vorst, andere hofgrooten, dan wel den kleinen man behoordendat een reiziger, wanneer hij te paard zat, bij het doorgaan eener tolpoort, belasting schuldig wasen hem bij de minste tegenspraak zijn paard daarvoor ontno men werd; en dat wanneer een voorbijganger niets bij zich had, hij nog zoude kunnen belast worden voor zijne partes posteriores (welke heffing daarom het eigenaardige Jamansche woord had verkregen) dat voorts van elke geboortezoo wel van menschen als beesten, be lasting moest worden betaald, en het verzwijgen hiervan met zware boeten gestraft werdja, dat zelfs de stoffelijke overblijfselen van den mensch, wanneer hij den tol aan de natuur betaald had, nog eens door den pachter belast werdengeschiedde alleshoe onwettig en schandelijk ook, in naam van het Gouvernement, ten einde aan de vorderingen meer klem te geven of die in het oog van den Ja vaan te rechtvaardigen. Dit zijn feiten, die zonder eenige overdrijving worden medegedeeld en den Javaan tegen het Nederlandsch gezag verbitterd hebben. Voor de waarheid hiervan staan wij in. Eu dit alles kon gebeuren onder de regeering van een Gouverneur-Generaal als den edelen Baron Van der Capellen"Wat hebben wij dan te denken van de Residenten, die van 1817 1825 het bestuur in de Vorstenlanden hebben gevoerd? Men oordeele. Daar het ons bestuur in de Vorstenlanden geheel aan macht en middelen ontbrakom de willekeurige handelingen der Chineezen tegen te gaantrachtte men dit zoo veel mogelijk door de Regenten te doen plaats hebben; doch de ondervinding had ons dikwerf doen zien, dat ook van die zijde weinig goeds te wachten was. Hoe konde zulks ook mogelijk zijn, daar zij zeiven of door schulden of voorschotten van de pachters niet onafhankelijk konden zijn! Wellicht hadden de Regenten nog meer grieven dan de geringe Javaanwant bij het reizen naar de hoofdplaats, b. v. om schat.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 589