- 584 Krach:ens toen nog in werking zijnde en uit den Compagniestijd af komstige bepalingen moest de helft der waarde van de geroofde goederenindien de daders niet konden worden opgespoorddooi de omliggende desa's der plaatswaar de roof was voorgevallen, worden vergoed, zoodat de bevolking niet alleen deze vergoeding, maar bovendien liet vierdubbele moest opbrengen voor de kosten der verschillende commissiën, welke met het onderzoek en de beslissing; der zaak belast werden en meermalen uit honderden personen be stonden. Dat waren de gevolgen van de instelling der tolpoorten in de Vorstenlanden en het onbeperkt verblijf der Chineezen aldaar, die ons Gouvernement eene dure les gaven In de derde plaats heeft tot de uitbarsting der onlusten van 1825 bijgedragen het niet voldoen der wettige schulden van het Gouver nement aan de Javaansche vorsten en hunne onderdanen voor den afstand in huur van de Djabarangkasche en Karang Kobarsche landen. Het land Djabarangka was door de residentiën SamarangPeka- longan en Kadoe geënclaveerdde groote postweg langs het noor- derstrand liep door deze landen. Het grootste gedeelte behoorde tot het rijk van Soerakarta en het overige tot dat van Djokjakarta; het eigendom van dat land was voor het Gouvernement van veel belang, vooral voor eene betere afronding van ons territoir en het uitoefenen der politie. Nadat door bijzondere commissiën van de Torsten en het Gouvernement de inkomsten, welke uit dat land genoten werden, waren geconstateerdwerd daarna de pacht bepaald welke jaarlijks aan de Torsten zoude worden te goed gedaan. De onderhandelingen over de quaestie van de landerijen mot het Gouvernement stonden met de landverhuur in nauw verband, en hoezeer het Gouvernement van die landen reeds bezit had genomen en daarvan de inkomsten genoot, is de voldoening van den bepaalden pachtschat, gedeeltelijk uithoofde van de ongelegenheidwaarin zich destijds 's lands kas bevond en gedeeltelijk door het niet afdoen der hierboven genoemde quaestie der landverhuringen, achterwege gebleven. De voogden van den Sultlian, de oproerigé prinsen Mangkoe Boemi en Dipo Negoro beweerden, dat zij tegen de verhuur van deze lan-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 591