586
opleveren, hadden reeds sedert verscheidene jaren het Djokdjasclie hof
en in het bijzonder, laterde voogden Mangkoe Boemi en Dipo Negoro
meer en meer verbitterden hoewel er dus niets meer noodig was
dan eene geringe aanleiding om den opstand te doen losbarstenzoo
mag men evenwel veronderstellen, dat de vijandelijkheden misschien
nog niet zouden zijn uitgebrokenindien de terugkomst van den
verbannen Sulthan Iiamangkoe Boewono II den euvelmoed der op
roerige Pangerans niet had aangevuurd, in de hoop van in hem
een vermogenden steun voor hunne plannen te zullen vinden; en
wellicht voedden zij nog verder strekkende plannen, die zich niet
laten omschrijven, doch welk vermoeden ons voorkomt, niet van
grond ontbloot te zijn, daar wij stellig overtuigd zijn, dat die oude
woelzieke en weinig te vertrouwen Sulthan in den uitgebroken op
stand niet werkeloos is geweest, zoo als trouwens later voldoende
gebleken is.
Door de terugkomst van den Sulthan aangemoedigd, waren de
rebellen er op bedacht, bij eene geschikte gelegenheid hun misnoegen
den toom te vieren; en zij vonden spoedig die gelegenheid.
Een klein misverstand over een aan te leggen weg werd door
Dipo Negoro als voorwendsel genomen om dadelijk openlijke oorlogs
toebereidselen te makenen gedurende drie dagen, dat hij daarmede bezig
waswerd te vergeefs getracht, hem tot zijn plicht terug te brengen. Zijn
medevoogdPangeran Mangkoe Boemiwerd naar hem toegezonden om
hem over te halen, zich bij den Resident te vertoonen,doch hij kwam
ook niet terug, en bij het oprukken onzer troepen verlieten zij de hoofd
plaats en begaven zich ten westen van Djokdjakarta naar Bantoel
en vervolgens naar Selarongwerwaarts zij door een groot gedeelte
der andere Pangerans gevolgd werden. Wellicht hadden al de
overige prinsen dit voorbeeld gevolgdhad men zich niet meester
van hen gemaakt en hen in het fort te Djokdjakarta opgesloten.
bracht natuurlijk mede, zoo weinig mogelijk licht te geven in deze merkwaardige
periode onzer Indische staatsgeschiedenis. Indien de Resident Smissaert en de As
sistent-Resident De Chevallier niet van slecht doorzicht, weinig gevoel van waardig
heid en onkunde zijn vrij te pleiten, zoo kan evenmin ontkend worden, dat de
regeering van den Gouverneur-Generaal Van der Capellen, niet altijd behoorlijk
voorgelicht, den oorlog op Java vroeg of laat moest doen losbarsten, en de handelingen
van Smissaert en De Chevallier (zie Iiageman) in Djokdjakarta die losbarsting vervroegd
hebben.