590 in de nabijheid der Vorstenlanden gelegen zijn? Geven de daden onzer voorouders ons geen recht om later op dezelfde "wijze te handelen, zoolang het eene erkende waarheid blijft, dat onvolmaaktheid het deel aller mensclielijke handelingen isen rijken en staten zich niet vestigen naar beginselen van rechtvaardigheid en wijsbegeerte, maar naar die van staatkunde; zoolang voorts van onze zijde niet met opzet, ter kwader trouw of met verkrachting der bestaande trac- tacten gehandeld werd, konden wij alle geoorloofde middelen te baat nemen, die ons het ongestoord bezit en de inwendige rust van Java moesten waarborgen en met ons. welbegrepen belang in deze gewesten strookten. Met deze beschouwingen was het wellicht minder overeen te brengen, dat er in 1825 een minderjarige Sulthan van Djohdjdkarta was; dat zijne voogden, die de hoofden van den opstand warendoor het Nederlandsch Gouvernement waren aangesteld; en dat het derhalve niet loijaal van dat Gouvernement zoude geweest zijn om onder die omstandigheden een einde aan het bestaan van het Djokdjasche rijk te maken, zoo toen als later. Wie zal niet volgaarne de waarde van deze opmerkingenwelke gewis door dezen of genen zullen gemaakt wordenwillen erkennenmaar wie ook zal ontkennendat zelfs onder beschaafde volken het voortdurend bestaan of de vernietiging van rijken niet altijd van de trouw of ontrouw der vorsten afhangt, en op den politieken evenaar niet altijd de daden der vorstenmaar ook dikwerf die van de natiën gewogen worden? Eene nadere be schouwing van de handelingen der Djokdjasche onderdanen, bij het uitbreken van den opstand, zal ons in staat stellende waardewaar op zij gesteld konden worden, met de dure verplichtingen, die als trouwe bondgenooten op hen rustten, te vergelijken. Zoodra de opstand te Djolcdjakarta en in de overige districten van het sulthanaat was bekend geworden, beijverde zich ieder hoofd, ieder Regent, ja een iegelijk, die eenige openbare betrekking uitoefende of slechts Djokdjascli onderdaan was, om heimelijk of openlijk maat regelen te nemen, ten einde zich tegen zijn wettigen vorst en het Nederlandsch Gouvernement te verzetten. Yan het grootste en voor naamste gedeelte dier hoofden ontving het Gouvernement de stelligste verzekeringen van trouw, terwijl het ter zelfder tijd middelen beraam de om onze troepen aan te vallen en zoo mogelijk te vernietigen,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 597