591 en een ander gedeelte al dadelijk eene vijandige houding aannam en zelfs Gouvernementslanden op sommige punten binnenviel. Uitgezonderd eenige Djokdjasche landen in het Padjangsche en Soe- koioatischewelke de Resident Mac Gïllavry bij den algemeenen geest van oproer dadelijk aan de Djokdjasche heerschappij onttrok, was er nagenoeg geene enkele desa of landstreek, welke niet aan dien opstand deel nam, en bijna geen Djokdjasch hoofd of aanzien lijke, zelfs zij die later hooge betrekkingen vervulden, die niet ter kwader trouw handelde. Dat deze personen, naderhand de vruchteloos heid hunner pogingen inziende, zich weder onderwierpen of door kracht van wapenen ten ondergebracht werden, pleit niet veel voor hen, noch geeft hun eenige aanspraak op consideratie, waarop zij anders aanspraak hadden kunnen maken, indien hunne trouw voor hun vorst en het Gouvernement gebleken was. Het is ook niet te ontkennen, dat sedert de troonsbeklimming van Hamangkoe Boewono II het Nederlandsch Gouvernement met Djolc- djakarta in eene gedurige spanning is geweest, en dat de zucht tot oproer veelal uit domme fanatieke denkbeelden voortsproot en bij een groot gedeelte der Prinsen aan dat Hof steeds kenbaar wasmeer malen zijn dan ook oproeren uitgebarsten, zooals b. v. in 1822, toen de Pangeran Dipo Negoro het hoofd en de aanlegger was van eenige oproerige bewegingen, die toen reeds dezelfde gevolgen als in 1825 hadden kunnen hebben, indien de toenmalige Residenten van Kadoe en Djokdjakarta haar niet door gepaste middelen in haren voortgang gestuit hadden. De val van het Djokdjasche Hof in 1812 had dit rijk door de ondergane vernederingen en het afwisselend onregelmatig bestuur uit het verband er van geruktde oude Javaansche zeden en gewoonten waren verbasterd en ontaard; de vreemdelingen, die daar aan het bestuur 'waren geplaatst, genoten niet die achting, welke de waardig heid hunner betrekkingen medebracht. Yan een Inlandsch rijk, waarin do voorvaderlijke gewoonten en begrip- den verloren waren gegaanwaar de 'Rijksbestierder een vreemdeling was, die bij geene der partijen achting genoot; waar men onder de voornaamste Regenten een oud-kapitein der Chineezen aantrof; en waarin eindelijk de overal verspreide bevolking een punt miste, waar

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 598