592 hare belangen zich konden vereenigenvan zulk een rijk was voor zeker weinig goeds te verwachten, en ieder, die eenige kennis van den Inlander en de Javaansche instellingen had, behoefde slechts het Inlandsch bestuur, zooals het in 1825 in Djokdjakarta was samengesteld en handelde, gade te slaan)m tot de overtuiging te komen, dat ondanks alle pogingen en moeite, welke door het Gouvernement gedaan waren om het voortdurend bestaan van dat rijk te verzekeren, dit vastheid misteen al ware het ook, dat de rust toen hersteld wasen het bestuur aldaar door het Nederlandsch Gouvernement gehandhaafd werd, dan zoude het oogen- blik toch spoedig weder gekomen zijn, dat men andermaal den kamp strijd hervatte, en met opoffering van eenige millioenen het pleit moest worden beslecht of de Nederlanders door hunne meerdere ervaren heid in de oorlogsvoering al dan niet meesters van Java zouden blijven. Wij mogen hierbij niet verzwijgen, dat ook het gedrag van den toenmaligen onafhanlcelijken Prins Pakoe Alam niet was zoo als het Gouvernement had kunnen verwachten, en deze volstrekt niet aan de omtrent hem gekoestende verwachting heeft beantwoord. Toen hem on der het Britsch tusschenbestuur zijne onafhankelijkheid van den Sui tban verzekerd werd, geschiedde dat met geene andere bedoeling dan om door hem, gelijk in Soerakartaeen tegenwicht voor het Djolcdjasche rijk te verkrijgen. In hoeverre hij aan die verwachting heeft beantwoord, zal kunnen blijken uit den invloed, dien hij op de bevolking van zijne landen gedurende den oorlog heeft uitgeoefend. Immers nam die bevolking overal aan den opstand deel, en waren onze troepen zelfs verplicht, hem in zijn dalam te beschermen, daar hij anders voor de macht zijner talrijke vijanden zoude zijn bezweken. Hij was de man, die alle rampen had kunnen voorkomen, indien hij, bij de ontdekking van den beraamden opstand, waarvan hij sedert geruimen tijd reeds op de hoogte moest geweest zijn, die middelen had in het werk gesteld, waardoor de toebereidselen daarvoor hadden kunnen worden verijdeld, zooals men van een oprecht bondgenoot had mogen verwachten. Men had dus ook den Djokdjaschen onaf hankelijken Prins, aan wien het Gouvernement geenerlei verplichting had, met den Sulthan kunnen missen. Gaan wij thans na, hoe tijdens de onlusten het gedrag, de hou- Onafhankelijke Prinsen zijn zij dus, die natuurlijk niet van den Koning of den Gou- verneur-Generaal, maar van den Soesoehoenan en den Sulthan onafhankelijk zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 599