610 Na dien tijd was door bijzondere omstandigheden het maken van mili taire wandelingen eenigen tijd gestaakt, tot dat ik den 29™ Juni 11. daarvoor werd aangewezen. Ik vroeg den Kapitein of het diens goed keuring wegdroeg, dat ik in zuidelijke richting van de benting den marsch deed, daar men dan geene rivieren of lagunes had over te gaan, en de sawahs er droog lagen. Dit'voorstel werd' goedgekeurd, en ik nam de officieele, door het bureau van den staf der krijgsmacht in Atjeli, te Kota-radja, ver strekte kaart van <Samalangan ter hand, ten einde het terrein, dat ik mij voor stelde te doprloopeneens na te gaan. De Samalangan-rivier, aan wier linkeroever onze benting ligtwas op die kaart slechts voor een klein gedeelte aangegevenhet grootste gedeeltein zuidelijke richting was gestippeld en eindigde spoedig geheel en al. Aan dienzelfden oever waren ook slechts drie kampongs aangegeven. Nog zuidelijker zag men ook den naam van een kampong, genaamd MissigitBaroef 's Avonds van den 29™ Juni sprak ik met den Kapitein Ebell, die zich te bed bevond, nogmaals over mijn marschplan voor den volgenden dag.ZEdG. gaf mij toen de volgende aanwijzing: „Ge marcheert van hier in zuidelijke richting langs de randen der kampongs KandangPoetoes, enz. Men ziet dan eene pasar met mesigitdaar gaat ge den kampong in en marcheert dan in oostelijke richting tot aan de rivierdie ge verder stroomafwaarts volgt tot de benting. De meeste manschappen kennen den weg wol." Hierna verwijderde ik mij. Nu was ik nog geene maand op de post Samalangan en bovendien nog nimmer verder geweest dan in den onmiddelijken omtrek van onze benting. Op de officieele kaart van Samalangan kwam het woord vMissigit" slechts éénmaal voor en wel als benaming van bovengemelden kampong Missigit Baroe. De mesigit, door den Kapitein Ebell bedoeld lag op uur afstands van de benting, doch stond niet op de kaart, zoodat het bestaan daarvan mij totaal onbekend was. Toen dus de Kapitein Ebell over de mesigit sprak, dacht ik steeds aan de eenigste, de, op de officieele kaart aangegeven, mesigit Baroe, Den volgenden morgen om 6 uur afmarcheerendehad ik onge veer 65 man onder mijn commando, ieder voorzien van de noodige munitie. Ik deelde mijn troep in, zooals dat reeds vermeld is, en had o. a. den commandant der spits zijne instructie medegedeeld. Yan eene pasar was niets te zien, nog veel minder van eene mesigit; ik was ook nauwelijks -1- uur op marsch, zoodat ik toen nog niet aan de mesigit kon komen, die op de kaart was aangegeven, daar ik den afstand gemeten had. De door den Kapitein Ebell bedoelde mesigit was ik echter toen reeds voorbij doch daarvan had ik niets bespeurd, daar deze diep in den kampong lag

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 617