613
verklaarde Streek in Atjeh te ageeren, dan op een terrein te blijven, door
vrienden bewoond, doch waar men toch steeds voorbereid moet zijn op weinig
vriendschappelijke handelingen van de zijde dier vrienden. In dit laatste
geval is het soms wel moeilijk, zijn betoog, dat men gedwongen was,
uit zelfverdedigingkrachtige maatregelen te nemen, ingang te doen vin
den. 't Is waar, zulke gebeurtenissen en hare gevolgen kunnen soms op
zeer ongelegen tijdstippen voorvallen, en dan is de critiek vaak minder
welwillend dan men had mogen verwachten.
Berghuis van Woortman.
Padang, November 1880.
NASCHRIFT DER REDACTIE.
Dit ongekunsteld verhaal van den ongelukkigen officier, die bij de
laatste expeditie tegen Samalangan zoo flink zijn plicht heeft ge
daan, maar ten gevolge van zijne op 15 Juli 11. van den vijand beko
men wonden, zeer waarschijnlijk, na zijn herstel, op nog jeugdigen
leeftijd het leger moet verlaten, zal op allen den indruk maken, dat
hij noch tegen beter weten in, noch uit laakbare onverschilligheidden
militairen marsch op 30 Juni t. v. verder uitstrekte dan had mogen ge
beuren. Men denke daarbij evenmin, dat de 2e Luitenant Berghuis van
Woortman nog to weinig ondervinding had van het practische leven te
velde of dat hij nog te jong officier was om in een vijandig gezind land als
Samalangan met een detachement van 65 man militaire wandelingen te
maken, ten einde zoodoende aan onvoorzichtigheid van de zijde van den
Kapitein Ebell tegelooven! Yan eenig verwijt daarvan kan immers geene
sprake zijn? De Kapitein Ebell kende bovendien den 2en Luitenant Berg
huis van Woortman reeds van vroeger en hij vertrouwde hem volkomen
ook wat zijne geschiktheid betrof voor het voeren van zoodanig com
mando, dat trouwens van ieder tweeden Luitenant kan gevorderd worden,
't Was ook niet voor de eerste maaldat deze 2e Luitenant zoo
danig commando te velde voerde. Gedurende een onafgebroken verblijf
van twee en een half jaar in Atjeh nam hij van 22 Juli 1878 tot 16
Juni 1879, tot aan de bestorming der mesigit van Gleüêng, deel aan de
operation in de XXII moekims. Daar waren zijne chefs, de Luitenant-
Kolonels GodinScharp en Lubeclc over hem tevreden. Toen diende Ka-
tein Ebell met hem bij het 2de bataljon Infanterie,