633
Rapport aan den Koning van den Minister van Justitie dd. 14
Februari 1879.
Art. 7. Do meening, dat dit artikel te ver gaat, is zeer betwistbaar.
Er worde in het oog gehouden, dat het partijen, al behoort daartoe geen
Nederlanderalleen dan aan de Nederlandsche strafwet onderwerptals
zij het bepaalde opzet hebben gehad, om hare daad aan de heerschappij
onzer wet te onttrekkendoor zicli alleen om die reden over de grenzen
te begeven.
TITEL VI.
Tweegevecht.
Art. 1663°. Hier wordt verwezen naar 's Raads beschouwingen over
titel XYI, art. 279 waar ook de ondergeteekende zich de vrijheid
zal veroorloven, op de hier gemaakte bedenking terug te komen.
Art. 167. In de memorie van toelichting is betoogd, dat poging tot
tweegevecht straffeloos kan blijven, juist met het oog op dit artikel. Om
gekeerd mag men nu uit de straffeloosheid der poging niet besluiten
tot de straffeloosheid der uitdaging, haar overbrenging of aanneming.
Deze behooren strafbaar te blijven, juist om het voorkomen van het duel
te bevorderen, iets wat, naar de Raad erkent, zooveel mogelijk in aan
merking moet komen.
Art, 170, 1°. Andermaal wordt op de schrijffout, in dit artikel geble
vengewezen. Zij is nu van zelf verdwenen, dewijl, overeenkomstig de
Bijzondere gesprekken moeten naar 's Raads oordeel geene aanleiding tot straf
vervolging geven. Men mag vragen waarom niet? "Wanneer die gesprekken met
het oogmerk om te beleedigen, buiten den huisselijken kring (art. 279, alin. 2) in
tegenwoordigheid van derden of achtereenvolgens met verschillende personen gehouden
tot voertuig strekken van smaad of laster en wanneer de eerroof, gelijk doorgaans
het geval is, zich alleen door die middelen een langzamenmaar zekeren weg baant,
omdat de lasteraar den moed mist om in het openbaar zijn verfoeilijk bedrijf uit te
oefenen? De bedenkingen van den Raad van State zouden er toe kunnen leiden, om
den Nederlandschen wetgever op liet Belgische voorbeeld terug te voeren naar het
noodlottige stelsel, dat den waren, listigen, boosaardigen lasteraar buiten 't bereik
der strafwet laat, maar den wuften prater en nieuwsverkondiger treft. Men was in
België overtuigd, dat men door te spreken van lieu public of réunion publique niet
genoeg had en voegde daarom het lieu non publicmais ouvert a un certain nornbre
de personnes bij, woorden die in geen opzicht de bedoeling des wetgevers wedergeven,