641 te krijgen, Is, op zijn zachtst uitgedrukt, niet aileen zóó eenvoudig', dat het 't Legerbestuur niet tot eere zou strekkenindien het niet wist, hoe bij de toepassing der bij Algemeene Order No. 5 van 1868 en de Order voor de Cavalerie van 1870, No. 2, voorgeschreven bepalingen behoort te worden gehandeldmaar ook zóó duidelijkdat het niet voor het doorzicht van officieren zoude pleitenindien zij niet wisten, hoe bij de in die orders bedoelde examens te handelen om alleen aan de vereischten daarvan voldoend kader te verkrijgen. Dat het gevraagde zich vaak regelt naar het gehalte, dat men vóór zich heeftis zeer waar. Maar aan wie dat te wijten is, weet de schrijver zeer goed met ons. En zou men nu alleen door practisch en genietbaar onderwijs aan de corpsscholen, in verband met de door den schrijver gewenschte wijze van examineeren, aanstelling en bevordering, weder dat „oude, terecht ge- roemde" kader terug kunnen krijgen? In welk opzicht de inrichting der door den schrijver gewenschte corps- scholen beter, het door hem gewilde ondemvijs pkactischer en genietbaarder is dan de tegenwoordige inrichting en het tegenwoordige onderwijs bij de corpsscholen der Infanterie althans(bij de Cavalerie is het misschien nog slechter dan bij de Infanterie te dien opzichte) is ons uit zijne brochure met den besten wil niet gebleken. Waarom het oude kader zoo „terecht" geroemd werd, dat toch geen practischer en genietbaarder onderwijs kreeg dan het tegenwoordige slechte kader, terwijl dezelfde oorzaken gewoonlijk dezelfde gevolgen hebbenhooren wij evenmin. Het op gezag van den schrijver te gelooven, mogen wij niet doen. Eerst het waarom en dan het daarom. Dit heeft de schrijver vaak niet noodig geacht. Voor het belang van het door hem behandelde onderwerp had de lezer recht daarop. Dit, voor zoo veel het onderwijs en het kader betreft. Thans hoe het „geëxamineerd, aangesteld en bevorderd" moet worden. Uitgaande van de stelling, dat „het is oneindig nuttigeréén vak goeddan alle vakken gebrekkig te kennen," wil de schrijver met behoud van de in de hier boven genoemde orders voorgeschreven programma's specialiteiten vor men. „Al het in die orders voorgeschrevene behoeft niet te worden ge kend om in den verlangden graad te worden aangesteld." Hoe dit specialiteiten-stelsel voor een klein leger als het Indische bovendien opgelost in zoo vele kleine onderdeelen, practisch uitvoerbaar wordt geacht door den schrijver, die practisch onderwijs in Indië op den voorgrond stelt, is ons niet duidelijk. Door dat stelsel maakt men o. i. de bestaande bepalingen op dit onderwerp nog gemakkelijker dan zij zijn, geeft men meer gelegenheid tot transigeeren met de in de aange- 41

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 648