650
het bundelvuur der Infanterie ook voor het Indische leger blijken cene
onschatbare waarde te bezitten in terreinen, waar het moeilijk, soms on
mogelijk is den vuurmond der Artillerie to brengen.
Ten einde eene menigvuldige herhaling van de omslachtige en zwevende
uitdrukking „Vuur der Infanterie op groote afstanden" te vermijden, wenscht
de schrijver de invoering van het woord „Bundelvuur." Hiermede vervalt
dan tevens de quaestie, wat groote en wat kleine afstanden zijn. Het be
ginsel toch om een bepaald doel te treffen door coucentratie van het vuur
in elk geval, waarin de spreiding van het individueele schot niet in over
eenstemming is met de grootte van het doel,dit beginsel kan op afstanden,
die men gewoonlijk klein noemt, evenzeer aanbeveling verdienen en dus
toegepast worden. De ondervinding van het oorlogsveld heeft bewezen
dat het infanterievuur tegen levende doelen kan concurreeren met het
granaatkartetsschot der Artillerie.
Doch dan zal het noodig zijn, dat de vredesoefeningen in het schieten
op de bereiking van dat doel zijn ingericht.
„Gedurende de laatste tien a vijftien jaren", zegt de schrijver, „hebben
de schietoefeningen der Infanterie zich gekenmerkt door een zeer eenzijdig
karakter. De soldaat werd veeleer voor cowcozfrsscliutter opgeleid, bestemd
om den prijs te winnen bij een schietwedstrijd; maar geenszins, zooals
het behoorde, voor «eZcfechutter, in staat om in 't gevecht de tegenpartij
physiek en moreel te schokken.
„De vredesoefeningen bepaalden zich daarom bij voorkeur tot het
schijfschieten op de afstanden van 100 tot 300 pas; de grootere afstanden
waren nevenzaak.
„Veelvuldige oefeningen in het (jeveclitsschieten zullen dus meer op den
voorgrond moeten treden, ten einde het kader der Infanterie grondig op te
kweeken tot leiders van het vuur hunner afdeelingen.
„De groepscommandant der Infanterie moet in dat opzicht eene zelfde
kennis bezitten als de stukscommandant der Artillerie. Wetendebijv.dat
op zekeren afstand de trefkans tegen een ruiter 2 °/0 bedraagt, zal hij
tegen een bereden Infanterie-officier door zijne groep 50 schoten laten
geven. Een ruil van 50 patronen tegen een vijandelijk bataljonscom
mandant is waarlijk niet te duur.
„De proeven dus, die noodzakelijk zijn, moeten de bundels leeren kennen
van een bepaald aantal geweren, bijv. 10 of 12, bij een bepaald aan
tal schoten."
De Heer V. D. acht het in tegenstelling met den Heer Vermersch
en anderen niet noodig, dat het salvovuur steeds door gesloten afdeelingen