655 heeft men dit wel eens uitgerekend? na eenigen tijd te velde te zijn geweest, alleen het cijfer der zieken en der verliezen, niet door den vijand toegebracht, gemiddeld per tactische eenheid (bataljoneskadron, batterij) aan Europeanen en Inlandersof van de organieke sterkte en de sterkte waarmede uitgerukt werd, de mobiele sterkte van eene maand drie maan den en zes maanden later zonder aanvulling? Kelcenende op 13,8 troe penpaarden per eskadron, zouden er, met het oog op hetgeen ten deze "V 'ir i 13+14 20 21 17 1r_ k f eemge cijfers in Europa leeren,5 17 5 ot 12 ruiters meer moeten zijn. Dus voor Indiê bij eene sterkte van 138 troepenpaarden 150 ruiters? Deze verhouding is zeker zoo zuiver mo gelijk berekend. Bestaat een eskadron uit Inlanders en Europeanen dus bij gemengde eskadrons, dan zou deze verhouding zoo kunnen blijven; bij Europeesche eskadrons of bij eene organisatie van halve Europeesche of halve Inlandsche eskadrons zou zij o. i. niet kunnen doorgaan, en moet het aantal ruiters hij de Europeesche afdeelingenmet het oog op de grootere verliezen door ziekte, meer dan 12 bedragen. "Wij zijn daar om voorstanders van eene organisatie der eskadronswaarbij die verschil len zoo weinig mogelijk merkbaar zijn. Het denkbeeld van gemengde eskadrons moet o. i. daarom bij een peloton beginnenhet kleinste onder deel, dat door een officier gecommandeerd wordt en dat eene veldioacht moet vormen. Dan alleen komt men o. i. tot eene voor Indiê, rationeele organisatie der tactische eenheid bij de Cavalerie, en kunnen ook de halve eskadrons Europeanen en Inlanders) dezelfde sterkte en formatie behouden; anders niet. Wij gaan de beschouwingen over de verschillende reglementen der Cavalerie, hoe belangwekkend ze ook zijn, voorbij. Yoor Indiê zijn zeer lezenswaardig de beschouwingen over het tirailleerenflankeereneclai- reeren en patrouilleeren. Maar vooral zijn dat de beschouwingen over het gevecht te voetwaaraan sommige cavalerieofficieren te groot gewicht hechten, en waarover eveneens verhandelingen te schrijven zijn vóór dat meer eenstemmigheid over dit onderwerp verkregen wordt. Minder lijvig is het gedeelte van dit werk, dat aan het gevecht der Artillerie gewijd wordt. Omtrent de sterkte, die dit wapen bij een leger moet hebben, zijn de gevoelens ook al niet eenstemmig. Als algemeene maatstaf wordt aan genomen, dat bij 1000 man Infanterie en Cavalerie gewoonlijk 3 a 4 stukken geschut moeten komen. Yoor Indiê gaan dergelijke algemeene verhoudingen niet door, en men doet dus verstandig er weinig waarde

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 662