656 aan te hechten. Eene sectie Artillerie is ondeelbaar, en aan de kleinste colonne geeft men 2 stukken mede! Voor Inclië gelden dan ook andere beginselen, die men wel doet, ter wille van de meer algemeene niet op te offeren. Alles is op ondervinding gebaseerd en de Indische mag medespreken. Dat de schrijver voor ons niets van de bergartillerie zoude zeggen, was te voorzien. Hij schreef trouwens niet voor dat gedeelte van het door Nederland erkende leger, dat in Indië dient. De Vlaming echter, die een werk schreef, waaruit toekomstige Indische officieren hunne tactische kennis moeten putten, vergat liefst de bergartilleriedie toch in Frank rijkZwitserlandEngeland, Spanje, Zweden en Noonoegen en ook in Oostenrijk en Italië niet onbekend was De batterijen veldartillerie bestaan gewoonlijk uit 6 of 8 stukken. Welke samenstelling is nu de beste? Ook hierover is reeds veel geschre ven. Eene samenstelling der batterij uit 8 vuurmonden is bij het bezit van een bepaald aantal stukken zeker goedkooper. De verdeeling in halve batterijen wordt dan mogelijk of gemakkelijker, en de detachee ring van ééne sectie verzwakt de batterij minder. Maar eene batterij van 8 stukken is moeilijker met de stem te commandeeren en, met alle voer tuigen te velde er bij, aan vele bezwaren onderhevig; ook de verantwoorde lijkheid van den batterij commandant is dan buitengewoon groot. Toch zouden wij voor lndië, even als tien jaren geleden, weder batterijen van 8 stukken, maar van betzelfde kaliber, wenscben. In het algemeen, maar ook meer niet, zou men kunnen zeggendat de batterij van 8 vuurmonden uit een oeco- nomiscb, die van 6 vuurmonden uit een tactisch oogpunt te verkiezen is. Wederom verdienen met aandacht gelezen te worden de beschouwingen over de keuze der projectielen een opstel, voor infanterieofficieren aan te be velen, omdat daarover bij die officieren te velde soms de meest zonderlinge begrippen beerscben, zoo als de Atjehsche oorlog dikwijls bewezen heeft; de keuze der stellingen en de aanvulling van munitie bij het gevecht. Wij staken hiermede onze beschouwingen over bet werk van Kapitein Rooseboom, dat, wars van Duitsclie breedsprakigheid en schijngeleerdheid, de oud-Ilollandsche degelijkheid aan Fransche bevalligheid paart, 't Is een werk, dat in de militaire kringen van bet buitenland ongetwijfeld op gang zal maken. In Nederland gaat dat, schijnt het, zoo gemakkelijk niet. Wij hebben vroeger reeds gezegd met welk doel bet werk van Kapitein Rooseboom geschreven is. Niet voor bet Indische leger. De Indische recen sent blijft dus binnen de perken zijner bevoegdheid, wanneer hij met dat doel rekening houdt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 665