61
van Lobatto en Von Baumhauer. „Bijna zonder uitzondering," zeg
ik; en wel, omdat David mededeelt, dat gedurende den Atjehschen
oorlog vele huisgezinnen Yan luitenants, zelfs wat voeding betreft,
armoede hebben geleden en in kleine of minder goede huizen, dik
wijls in ongezonde buurten gehuisvest waren.
Is dit waar, en ik heb reden dit aan te nemen, dan vraag ik 1°
of zij, die in 1820 en 1826 wezen op de bewaren, verbonden aan
het trouwen van jonge officieren, geen gelijk hadden, en 2° hoe het
onder omstandigheden, gelijk David die beschrijft, wel zal gaan met
de vrijwillige bijdragen ten behoeve van zijn fonds, die a priori
kan dit gezegd worden al dadelijk veel hooger zullen zijn dan de
contributiën en stortingen ten behoeve van het Militair Weduwen-
en Weezenfonds? Zal, wanneer zoo veel geleden wordt, de zorg
voor de toekomst niet dikwijls worden ter zijde geschoven vooi de
behoefte van het oogenblik; zal dientengevolge de deelneming niet
minder worden; en zullen de gevolgen zich later niet openbaien in
lange jaren van armoede, wanneer door den dood van man of va
der, alle hoop op verbetering zal zijn verdwenen?
Als bijlage tot zijn opstel geeft David eenige tabellen, waaronder
zeer leerzame. Uit bijlage III blijkt o. a.dat de sterfte onder de
Indische officieren van 1830—1834, toen alleen op Sumatra oorlog-
werd gevoerd, bedroeg 4,29 °/0; van 1870-1874, met de cholera-
epidemie, die de twee laatste jaren heerschte, en met de eerste en
tweede expeditie tegen het rijk van Atjehslechts 1,S6 /Q, en dat
zij zelfs van 1875—1878, gedurende den voortgezetten strijd tegen
Atjeh en de eerst in het laatste jaar geheel verdwenen cholera, niet
hooger werd dan 2,67 °/0, dus slechts 0,54 °/0 meer dan de ge
middelde sterfte ad 2,13 °/0 per jaar onder de officieren gedurende
het twintigjarig tijdvak, dat ultimo Januari 1871 eindigde.
Omtrent de bij David's geschrift gevoegde tabellen merkt hij op,
dat de daarin voorkomende cijfers slechts als voorloopige gegevens
moeten worden aangemerktzoomededat zewat betreft vrouwen
en kinderen, niet volledig zijn. Beduidt dit, dat de cijfeis, vooi
zoo ver ze betrekking hebben op mannen, wel volledigmaar minder
Opgave van het Departement van Oorlog'.