66 Ouderdom. Percentsgewijze sterfte (Gepensioneerden). Percentsgewijze sterfte (Gehuwden). 56 6,873 9,570 57 7,716 4,229 60 12,490 14,47 62 9,228 17,96 63 12,990 7,217 67 21,49 12,06 68 15,47 7,84 69 15,49 8,495 Zeer waarschijnlijk zou dan ook zijn opgehelderd, wat de oorzaak is, dat volgens de sterftetafels van David de kansen om b. v. in het 51e, 53e en 59e jaar te sterven, voor gepensioneerde officieren grooter zijn dan die om in het 73e, 80° en 81e jaar te overlijden, zoomede waarom voor gehuwde officieren de kansen om b. v. in het 36°, 47e en 52e levensjaar te overlijden, grooter zijn dan die om in het 58e, 60° en 73e levensjaar te sterven. David wenscht zijn fonds op te richten buiten bemoeienis der Re geering. Alleen de statuten dienen door eene Koninklijke goedkeuring bekrachtigd te worden. Wordt die goedkeuring niet gegeven dan nadat aangetoond is, dat het fonds op wetenschappelijke basis is gegrondvest, dan bestaat volgens zijne meening voldoende waarborg voor het lot van weduwen en weezen. Hoe echter, wanneer de basis, hoe wetenschappelijk ook gegrondvestlater blijktdesniettegenstaan de op losse gronden te steunen? Wat, wanneer de tijdsomstan- Op grond van berekeningen werd in 1854 aangenomen, dat bij eene gewone.contri- butie van 9liet civiel weduwen- en weezenfonds in Nederlandsch-Indië was gewaarborgd en in 1930 zou bezitten f 1.915.483.— In 1861, dus in 6£, in plaats van 76 jaren, was dit kapitaal aanwezig. Deskundigen, de hoogleeraar Lobciitode heeren UhlenbecJc en Oudemansmeenden, dat bedoeld fonds einde 1860 zou bezitten f 1.247.187.Het kapitaal bedroeg op dat tjjdstip f 1.836.124,54. Verschil f 588.937,34 over drie jaren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 75