69
tot uitstel, rekening houden met betere gelegenheid tot het afzonderen
der contributie, b. v. wanneer men wordt bevorderd, enz., enz., en ten
slotte, tal van officiersweduwen en kinderen, verstoken van ondersteu
ning. In den regel alleen toetreding van actief dienende officie
ren. Degenendie tijdens zij in actieve dienst warendoor de
eene of andere oorzaak, b. v. de verplichting om zorg te dragen voor
andere hulpbehoevende betrekkingen dan vrouwen en kinderen, verhin
derd werden, een huwelijk aan te gaan, op die wijze de gelegenheid ont
nomen, die het Militair Weduwen- en Weezenfonds, rekening houdende
met hunne vroegere bijdragen, voor hen openstelt, om na hunne pensio
neering in den echt tredende, de toekomst hunner vrouwen en c. q.
ook die hunner kinderen te verzekeren. Wel stoot David gepensio
neerde officieren niet geheel terug, maar willen zij lid worden, dan
zullen zij levenslang in de verplichtingen der actieve officieren moeten
tredenen welk gepensioneerde zal die zware lasten kunnen dragen
Dan nog de vrouwen en kinderen van die gepensioneerde officieren,
welke bij hun leven verzuimden, aangifte van hun huwelijk te doen en
tegenwoordig toch pensioen en onderstand krijgen, wanneer zij de huwe
lijkscontributie, door de overleden echtgenooten of vaders schuldig
gebleven, door eene inhouding van niet hooger dan 50 °/0 der uitkeering
aanzuiveren.Weg met hen. Onderstand te verleenen anders dan
op grond van verkregen en betaalde rechten, ligt niet in den werk
kring van 't uieuwe fonds.
Hoe weet Daviddat er geene vrees zal behoeven te bestaan
voor het niet deelnemen van gehuwde officieren? Zijn alle kame
raden zoo doordrongen van den geest van spaarzaamheid en zorg
voor de toekomst, als hij schijnt aan te nemen? Is hij zoo ze
ker, dat de waarborgen, die zijne maatschappij zal kunnen geven,
zooveel beter zullen zijn dan die bij andere maatschappijen?
Hoewel David het niet bepaald zegtmoet ik uit zijne mededeeling,
dat bij zijn fonds geene sprake zal zijn van winsten van aandeel-
te heften, door de pensioenen geheel voor rekening van den staat te brengen, zou
daarbij een solieden grondslag uitmaken. Terecht zegt Mr. Bergsmadat in den regel
alle ambtenaren gaarne bereid zullen gevonden worden om dien lichten last op zich te
nemen. Maar zou dit ook 't geval zijn bij DaoicVs fonds, zonder andere hulpbronnen
dan de contributiën, die hij te min begroot