71 Wordt iu Frankrijk niet met kracht aangedrongen op staatsverze kering, door sommigen zelfs in dien vorm, „dat de Staat het mono polie der verzekering tot zich zou nemen, die als belasting voor pu bliek nut zou worden opgelegd en als de patentbelasting betaald," en bestaan in Engeland levensverzekeringen van staatswege niet reeds sedert een vijftiental jaren? David levert eene berekening, waaruit blijkt, dat ieder officier gedurende zijn leven gemiddeld aan het fonds betaalt 2221,44. Aannemende, dat ze goed is, dan mag daaruit nog niet worden afgeleid, dat twee maal die som, interest op interest genomen, na verloop van een zeker aantal jaren tot 11,000 zal zijn aangegroeid. Immers hebben een groot deel dier stortingennamelijk die bij rangs- verhoogingdie bij het aangaan van een huwelijk en die bij bevordering, voor gehuwden eerst plaats jaren na de benoeming tot officier on wordt zelfs de bijdrage voor gewone contributie eerst dan belangrijk. Zelfs voor het geval, dat het bedrag van ƒ2221,44 en de aanwas van kapitaal, gegrond op eene bijdrage per weduwe en een kind van f 5166, de interest op interest dier som, volkomen juist is, dan gaat de berekening van David echter niet dooren wel omdat hij ook hier vervalt in een euvel, reeds vroeger opgemerkt. Hij laat namelijk de gepensioneerden buiten rekeningwanneer hij zegtvan de 100 officieren zijn slechts 50 gehuwd. Dit moge aangaan, zoo lang er alleen sprake is van zijn fonds, dat in den regel slechts actief dienende officieren zal aannemen; zoodra echter in eene ver gelijking met het Militair Weduwen- en Weezenfonds wordt getre den, mag dit niet meer geschieden, en moeten de gepensioneerde officieren even goed mede geteld worden als de weduwnaars met kinderensoms uit twee of drie huwelijkenen dus met afzonderlijke aanspraken voor die uit ieder bed. Yolgens mijne telling waren er in 1879, 804 gepensioneerde oiïi- Zie liet opstel van M. Henriqtt'ez Pimentel in den „Economist" van November 1879. Van de hand van dien heer bevat dat nummer ook een artikel over de pen sioenzaak der Nederlandsche ambtenaren. De bij vele Dmtschers heerschende ontevre denheid met het in dat land vigeerende stelsel van pensioneering der rijksambtenaren en het ondersteunen hunner nagelaten betrekkingen wordt o. m. in het laatste stuk behandeld, waarbij eenige bezwaren tegen particuliere verzekering in stede van staats pensioenfondsen worden opgesomd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 80