?8
Dat op grond van 'hetgeen door ongehuwden wordt bijgedragen,
tot instandhouding van een fonds, „welks doel is weduwen en
kinderen van overledene deelgenooten (kameraden) een pensioen of
onderstand te verzekeren", en dat op die wijze strekt tot het bewa
ren van het prestige van den officiersstanddoor het voor gebrek
behoeden zijner weduwen en weezen, de billijkheid medebrengt,
dat ook ongehuwden, tegen betaling eener aan de te verkrijgen voor-
deelen geëvenredigde premie, voor hunne natuurlijke kinderen tot het
deelgenootschap worden toegelaten, zal ieder, die doordenkt, toege
ven. Dat de vroegere beperkende bepalingen op de huwelijken
waardoor niet alleen actief dienende, maar zelfs gepensioneerde of
ficieren zonder fortuinof niet voldoende kunnende aantoonendat
hunne aanstaande echtgenooten behoorden tot een stand, overeen
komende met dien van officier, het deelgenootschap werd ontzegd,
meermalen bitter leed veroorzaakt en aanleiding tot groot onrecht ge
geven hebben, is onbetwistbaar. Dat het opheffen van het Militair
Weduwen- en Weezenfonds en het oprichten eener officiers-levens-
verzekering-maatschappij met geheel vrijwillige toetreding, voor een
nog grooter aantal officiers-weduwen en kinderen, armoede en eene
verwaarloosde opvoeding zal tengevolge hebben, als zulks vroeger,
tengevolge van grootendeels reeds in gunstigen zin gewijzigde bepa
lingen plaats vond, mag echter op goede gronden worden aangeno
men, niet minder onbetwistbaar te zijn. Over 't geheel kan zonder
vrees voor overdrijving worden gezegd, dat wanneer het goede, door
het Weduwen- en Weezenfonds gesticht, wordt in de waagschaal gelegd
tegenover de nadeelen, die het vooral vroeger, voor sommigen te
weeg bracht, de balans zeer ver naar de eerste zijde zal overhellen.
In ieder geval gaat het niet aan, der Regeering eene grief temaken
van hetgeen zij, zeer ter goeder trouw, meende te moeten doen en
in het belang der officieren en in dat der natie.
Yan de oprichting van een fonds, zoo als Davicl wil, verwacht ik
weinig heil. Gaat zijn plan door, hetgeen zonder hulp der Regeering
zoo goed als onmogelijk is dan zullen de hoogere rangen wellicht wat
minder betalen, echter niet in die mate als David zich voorspiegelt,
maar daarentegen zijdie in de lagere rangen huwengebukt gaan
Artikel 1.