90 "Wij moeten vergiffenis smeeken, zoo lang bij één punt te hebben stil gestaan; maar wij hebben vermeend, in het ware belang te zijnduidelijk aan te toonen, waartoe wij de magt willen geëmployeerd hebben, welke wij voor de overzeesche volkplantingen noodig oordeelen. Wordt vervolgd.) AAHTEEKEHINGEN. (9) Reeds toen het kan niet genoeg gezegd worden aan onze regeering werd de gezonde stelling verkondigd, dat wie Nederlandsch-Indië tegen een buitenlandschen vijand verdedigen wil, in de eerste plaats over eene sterke flotille moet kunnen be schikken. Zoo niet, laat dan alle ilhisiëh varen voor eene krachtige, d. i. doeltreffende verdediging. (10) JavaBorneoCelebes en de Molukken gingen in 1S16, Bengalende kust van KoromandelMalaka en Riomo in 1817 1818, Palembang in 1818, Sumatra? s-W est- kust en Timor eerst in 1819 over. In 1824 werd het tractaat met Engeland gesloten, en eerst in 1825 ging Benkoelen over. (11) Ergo geldt de hier voorgestelde macht van Hh 10500 man voor Java, Malaka, Makasar, Borneo, Amboina, Banda en Ternatealléén voor de verdediging tegen een Inlandschen vijand. (12) Het, in (11) gezegde blijkt hieruit nog duidelijker. De Kolonel De Koek, die in 1811 Chef van den staf der bij Meester-Cornelis geconcentreerde Fransch-lndische krijgsmacht was, zou nooit hebben kunnen voorstellen, met 10500 man Indvë tegen een buitenlandschen vijand te verdedigen. En de Generaal Janssens evenmin! De commissie had dus slechts een leger voor een Inlandschen vijand op het oog. De eerste troepenmacht, die in 1816 uit Nederland naar Java werd gezonden, bedroeg niet meer dan 1450 Europeanen. (13) Evenveel Europeanen als Inlanders. Was dat niet goed gezien door de com missie? Toen Van den Bosch later Commissaris-Generaal was, bracht hij in zijne ontwerpen van legerorganisatie de verhouding van 11 op 13. Dat was goedkooper (14) Wat die groote Generale staf beteekende in een zoo klein leger, bestemd voor de verdediging tegen een Inlandschen vijand, begrijp ik niet, tenzij men tot dien staf alle bureaux van het Militair Departement en de adjudantuur bij den Gouverneur- Generaal en nog meer sedentaire betrekkingen rekende. Een eigenlijke Generale staf heeft slechts zeer kort of nooit bestaan. (15) De Cavalerie moest dus uit Europeanen en Inlanders bestaan. Dat was ook goed gezien. Later mocht het zoo niet zijn. (16) Zie „Recueil Militair" van 1814. De commissie telde geene doctrinairen. Ze was gevormd in de school des levens. Laat ons de ervaring dier practische tropici niet minachten! (17) Yoor de Europeesche officieren en het Europeesche kader dier bataljons bleef die ongezondheid toch bestaan! Daarover wordt niet gerept. Zou dat een lapsus calami zijn?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 99