EENE KADERSCHOOL
INDISCHE INFANTERIE.
Toen, eindelijk, in het Koloniaal verslag van 1879 door den
Minister van Koloniën erkend werd, dat het wapen der Infanterie
van het Indische leger eene opleidingschool voor het leader noodig
had, zagen we in die erkenning een nieuw bewijs voor de juistheid
der herhaaldelijk geuite klachtdat de belangen van een steeds strijd
vaardig leger van 39000 man niet goed behartigd kunnen worden door
een Ministerdie zelf de noodige kennis mist voor het militair beleid
zijner veelomvattende taak en bovendien geene deskundige voorlichting
voor de Zei/erbelangen bij zijn departement heeft.
Die erkenning verraadt geen onwilmaar gebrek aan kennis van
den feitelijken toestand van het leger. Gebrek aan kennis om de
juistheid te kunnen beoordeelen der voorstellen, die reeds vroeger uit
den boezem van het Indisch legerbestuur waren gedaan tot oprichting
van eene Kaderschool voor het wapen der Infanterie. Deze mede-
deeling is niet de onthulling van een geheimdat tot dusverre door
den Minister van Koloniën zeiven zorgvuldig bewaard werd. Men
kan, goed lezende, die onthulling vinden in het Koloniaal verslag
van 1871 en 1872, waarin van de oprichting en in het verslag van
1873 en 1874, waarin van de uitbreiding en de opheffing der Ka
derschool voor de Infanterie gesproken wordt. Eene oprichtingdie
aan het initiatief te danken was van den energieken Generaal Kroesen
zonder den staat aan directe uitgaven één cent te kosten. Eene op
heffing, welke, twee jaren later, door den nood daartoe gedwongen
door den Generaal Whitton moest worden gedecreteerd.
24
DER