513
personeel (werkerskorps en bannelingen) uitsluitend van bamboezen
gebouwen, geheel of gedeeltelijk met de beschreven tijdelijke troe-
penloodsen overeenkomende, gebruik gemaakt, toen bij de overbren
ging van een gedeelte der Kraton-bezetting naar Pantej-Peiraq voor
deze vestiging, die van den aanvang af als van meer blijvenden aard
weid beschouwd, een veel ruimer type namelijk de gewone bam
boezen kazerne-chambrée van 7 meter breed met rondgaande gal-
lerijen van 3 meter in toepasssing kwam.
"Wel waren toen reeds de houtwerken voor houten kazernes in
overvloed te Oleh-leh aangevoerd, doch gebrekkige transportmidde
len en onvoldoende werkkrachten, telkens nog door herhaalde krijgs
verrichtingen en garnizoensveranderingen geheel of gedeeltelijk in
beslag genomen, waren oorzaak, dat men zich voorloopig nog tot
hamhoezen gebouwen moest blijven bepalen en men voor het oprich
ten der houten gebouwen, voor het blijvend garnizoen bestemd, betere
tijden moest afwachten.
Het bamboemateriaal was echter, wat de zwaardere soorten voor
stijlwerk betreft, gaandeweg achteruitgegaan, dewijl door de voort
durende verzendingen naar Atjeh de voorraden te Batavia en Pa-
dangdie reeds door de buitengewone maatregelen voor troepenle-
geiing daar ter plaatse vóór den aanvang der 2e expeditie genomen,
belangrijk geleden hadden, bezwaarlijk naar eisch konden worden
aangevuld.
De nadeelige gevolgen van de Atjehsclie stormen op de bamboezen ge
bouwen bleven dan ook niet uitvooral het gewone kazerne-type,
met zijne hooge, groote dakoppervlakten, had veel te lijden.
Medio 1875 waren deze laatste gebouwen te Pantej-Peiraq dan
ook in zoo weinig bevredigenden staat, dat de Chef van het wapen
der Genie de toepassing van het, onder soortgelijke omstandigheden
vioeger door hem ontworpen en toegepaste, smalle kazernetype moest
bevelen, dat elders reeds zoowel door zijne sterkte en gemakkelijk
onderhoud als in 't gebruik naar eisch had voldaan.
Dit type bood hier nog het bijzondere voordeel aan, op groote
schaal het gebruik van de goedkoope en sterke kajoe-kassoivs (wild-
houten staken en juffers) uit de Straits-settlements voor het stijlwerk
toe te laten en daardoor, behalve de benutting van lichte bamboes,
33