De genesis der Indische legerorganisatie na 1816. Wij bieden den lezers van dit tijdschrift hierbij aan een afschrift van het aan den Souvereinen Vorst ingediende: Rapport eener militaire com missie betrekkelijk de militaire magt op Java, dd. 11 Augustus 181-1, om de grondregelen vast te stellen voor de organisatie, defensie, admi nistratie en verpleging der troepen, bestemd om de koloniën te bezetten na hare overneming van Engeland. Doorluchtigste Vorst en Heer! In voldoening aan het besluit van U. K. II. van 8 Julij 1.1. N° 203, (1) hebben wij ons dadelijk onledig gehouden met de ons voorgeschreven taak. Het is niet aan ons zeiven, om onzen arbeid te beoordeelen, en wij verbergen er ons de onvolmaaktheid niet van. Maar van ééne zaak dur ven wij U. K. II., als officieren van eer, de verzekering geven, dat wij getracht hebben, zonder eenig bijoogmerkhet doel van U. K. H. te bereiken. Wij allen zijn in militaire betrekking in Indië geweest; het lot der krijgslieden, die voor die etablissementen bestemd zijn, gaat ons ter harte; dan wij hebben te gelijk gevoeld, dat wij Nederlanders waren, en dat wij de belangen van het moederland met die van onze spitsbroe ders hebben moeten trachten te vereenigen. Voor 's lands finantiën zal alles te ruim schijnen, maar voor die, welke Uwe Koninklijke Hoog heid in die verre gewesten zullen dienen, zal het lot slechts zeer gematigd wezen, en wij hopen, dat diegene, aan wien het oppergezag in de Oost-Indien zal worden toebetrouwd, de magt en den wil zal hebben, om een nuttige vriend der soldaten te zijn, (2) want deze doen groote opofferingen. Wezenlijk fortuin is voor hen niet te maken, (3) maar daarop verlaten wij ons, dat de weinige aanzienlijke posten, die voor do armee van Java zijn afgezonderd, in het vervolg voor diegenen zullen bestemd zijn, die aldaar wel zullen dienen, en dat de toevoer uit Europa in officieren uit subalternen (4) zal bestaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 89