I N. H. W. S. WHITTON.
I1
Op 2 November van het vorige jaar stierf, ver van het land dat zijn tweede
vaderland was geworden, een land dat hij lief had gekregen en in 't
belang waarvan hij zijne beste krachten had gebruikt, de man, die van
April 1873 April 1875 als Luitenant-Generaal 's Konings leger in Ne-
derlandsch-Indië commandeerde.
Nicolaas, HansWillem, Stumphius Whitton, zoon van William
Whitton en Elisabeth, Mechelina Stumphius, zag den 22en April 1816
te Hull (in Engelandhet levenslicht. Zijne ouders, eerwaardige menschen,
die een harden levensstrijd hadden te voeren, bestemden hun zoon voor
de krijgsdienst, waartoe deze zich reeds op zeer jeugdigen leeftijd voor
bereidde. Dat het hem niet aan aanleg en kunde ontbrak, bewees zijne
aanstelling bij Koninklijk besluit van 22 September 1830, N° 68 tot
cadet voor de Infanterie aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda,
op den leeftijd van veertien jaar, na een goed afgelegd examendat toen
reeds, voor zooverre dit nog na te gaan is, vergelijkend was. Ook hier
scheen dus Hij, van wien alle dingen zijn, den knaap, die geene weelde
in zijne jeugd mocht kennen, daarvoor in zijn aanlegen ijver vergoeding
te willen geven. Zoo moest het ook in hem bewaarheid wordendat velen
onzer voorgangers in den Staat in hunne jeugd het leven niet van de
beste zijde hebben leeren kennen, maar dat gemis bij het bezit van
verstandige en flinke ouders later der karaktervormingontwikkeling
van wilskrachten daardoor ook vaak van talententen goede komt.
Whitton mocht echter de poorten der Militaire Academie niet als cadet
binnen komen. De fakkel der tweedracht werd in Europa 's schoonste
koningrijk fel ontstoken. De hereenigde Nederlanden werden het schouw-
tooneel van een bloedigen burgerkrijg, die stamgenooten wreed van een