91
dd. 10 April van dat jaar, N° 2 werd hij benoemd tot Inspecteur der
draagbare wapenen. Kort daarna, den 4en Augustus, werd hijop vier en
dertigjarigen leeftijd, bevorderd tot Majoor, met de bepaling, dat hij in
zijn nieuwen rang belast zoude blijven met de betrekking van inspecteur
der draagbare wapenen en met het toezicht over den buitengewonen ge
weermakerswinkel te Meester-Cornells. Veteranen van dien tijd zullen
het nog kunnen getuigen, welk eene werkkracht Whitton in deze be
trekking heeft ontwikkeld.
Ka bij Gouvernements-besluit dd. 24 Januari 1851, N° 7 benoemd te
zijn tot lid van de Directie van het Indisch Militair Weduwen- en
Weezenfonds, welke betrekking hij tot 1870 trouw en ijverig vervulde,
gewerd hem bij Gouvernements-besluit dd. 9 Augustus d. a. v. N° 3 de
onderscheiding van benoemd te worden tot gewoon lid van den Raad
van Verdediging van Nederlandsch-Indië, nadat hij reeds vroeger, als
Kapitein, met de waarneming der betrekking van secretaris bij het
Indische comité van defensie belast was geweest. Van 1851 1854
had hij als lid daarin zitting, toen de Raad ontbonden werd. Wat
dit comité voor Indië gedaan heeft, is voor het leger altijd geheim
gebleven. Gedachtig aan het de mortuis nil nisi benewordt ook hier
dat geheim niet ontsluierd. Maar de geschiedschrijver schendt geen
geheim door te vermelden, dat Whitton in dien raad niet alleen zijne
gewone werkkracht en zijne onmiskenbare talenten ten toon spreidde,
maar zich ook door een franc parler en eene vrije opinie onderscheidde,
die hem, in die dagen van autoriteitsgeloof en cultuur van eerbied
voor gouvernementeele onfeilbaarheid, meer dan eens, de verbolgenheid
berokkende van zijn chef, den Kolonel der Artillerie, mede-lid in dat
comité, die eene andere richting dan de zijne was toegedaan.
Intusschen was Whitton bij Gouvernements-besluit dd. 6 Februari
1852, N° 3 benoemd tot commandant der Artillerie in de lc militaire af-
deeling op Java. In deze betrekking bleef hij twee jaren, toen hij bij
Gouvernements-besluit dd. 27 Maart 1854, N° 3, op nog geen acht en
dertigjarigen leeftijd, werd bevorderd tot Luitenant-Kolonel, met bepaling,
dat hem de betrekking van chef van het materieel op het hoofdbureau
van de Artillerie zoude worden opgedragen.
Het was in dezen rang, dat hij bij Gouvernements-besluit dd. 17
September 1855, N° 2 werd benoemd tot lid van het Hoog Militair
Gerechtshof van Nederlandsch-Indië, eene daad der toenmalige Regeering