92 die, om het beginsel alleen, door de tegenwoordige Regeering verdiende te worden nagevolgd. Maar ook de keuze van den persoon was zeer gelukkig. Er zullen nog slechts enkele oud-Indische rechterlijke ambtenaren gevon den worden, die met Whitton in het hoogste militair rechterlijk collegie zitting hebben gehad. Maar die enkelen zijn voldoende om te kunnen getuigen, hoe hij zich in dat collegie van September 1855 tot Juli 1859, toen hij uit dat lichaam trad, door tactvolle samenwerking en aange- namen omgang niet alleen, maar voornamelijk door zijne helderheid van oordeel en korte en bondige adviezen onderscheidde. Eene Koninklijke waardeering zijner goede en trouwe diensten gewerd hem bij Zijner Majesteits besluit van 4 December 1856, N° 47 door zijne benoeming tot Ridder der Orde van den Nederlandschen Leemv. Yoor zoodanige waardeering uit eerbied voor den persoon, van wien ze kwam— was Whitton niet ongevoelig, doch hij was te degelijk en eenvoudig om haar uit een, misplaatst, gevoel van ijdelheid te wenschen. Met het Metalen kruis en het teeken voor veertigjarige trouwe officiersdienst, was het ordeteeken dier ridderschap de eenige decoratie, die zijne borst ver sierde. Maar de indruk, dien zijn forsche, mannelijke, militaire gestalte maakte, had geene ordeteekenen noodig om dien te verhoogen. Bij Gouvernements-besluit dd. 26 Mei 1859, No. 18 werd Whittos bevorderd tot Kolonel, chef van het wapen der Artillerie. Bijna zes jaren bekleedde hij die gewichtige betrekking, toen hem bij Koninklijk be sluit dd. 10 Juli 1865, No. 87 de hooge onderscheiding te beurt viel van benoemd te worden tot Generaal-Majoor. In een klein leger als het Indische wordt aan dezen rang natuurlijk hoogere eischen gesteld dan in grootere legers. Maar daarbij kwam voor Whitton nog iets, dat in een leger, rijk aan oorlogsondervinding en practische ervaring als het Indi sche, van hooge beteekenis moet worden geacht. Uit zijn staat van dienst blijkt toch tot dusverre, dat hij, van zijne aankomst in Indië als jeug dig officier, altijd in verschillende speciale betrekkingen te Batavia was geplaatst. Aanraking met den troep had hij in acht en twintig jaren bijna niet gehad. En op dien Kolonel viel 's Konings keuze voor den Generaals-rangDat anderen zich daardoor verongelijkt gevoelden, laat zich voorstellenvooral vijftien jaren geleden. Alle Indische Generaals, zooals CochiusMichielsVan der WyckDe Brauw, Meis, Van Swieten hadden een verleden op het oorlogsveld. Wat zoude Whitton, die ge routineerde bureau-officier, kennen en doen, dachten velen. Daar trad

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 103