met spoed en kraclit begonnen worden. Daaraan beeft Whitton gehol
pen door de toewijding, den ijver en de talenten van den Generaal-
Majoor Verspyclc en de Kapiteins G. C. F. Van Daalen en A. li. IF.
Geij van Pittius, het leeuwenaandeel van beleid, leidende gedachte en
beginsel toegebracht. Men kent den afloop der tweede expeditie en den
toestand, waarin het leger verkeerde, toen Pel die zuil van standvastig
heid en energie in Atjeh commandeerde. In welke moeilijke omstandig
heden Whitton het leger heeft gecommandeerd, kunnen zij het best
beoordeelen, die hij tot zijne meest vertrouwde raadslieden en helpers in
zijne moeilijke taak had uitgekozen. Hoe hij die taak heeft opgevat,
blijkt uit de waardeering daarvan door den Generaal Van S-wiefendie
openlijk de onbillijkheid verkondigde, dat het Staatsbestuur Whittox daar
voor niet voor eene belooning bij den Koning in aanmerking heeft gebracht.
Bij Koninklijk besluit dd. 11 April 1875, N° 16 werd hij op zijn verzoek
op de meest eervolle wijze uit de militaire dienst ontslagen, met behoud
van recht op pensioen en onder dankbetuiging voor de langdurige en
trouwe diensten, door hem aan den Lande bewezen.
Eene welverdiende rust, aan de zijde van eene trouwe en liefhebbende
gade, met wie hij vreugde en leed sedert 1841 deelde, genoot hij de
laatste jaren zijns levens in het heerlijke Wiesbaden. Niet lang mocht
hij die rust smaken. Eene sleepende en langdurige ziekte maakte een
einde aan zijn eens zoo werkzaam en nuttig leven, tot diepe droefheid
van hen, voor wie hij steeds een zorgvol en dierbaar echtgenoot en vader
was geweest, en betreurd door velen, die hem eerden en dankbaar herden
ken, ook in het verre Oosten! Zijn naam blijve in de geschiedenis van
het Indische leger bewaard!