ONTWERP VAN EEN NIEUW WETBOEK STRAFRECHT YOOR HET KRIJGSVOLK TE LANDE. Inleiding. Algemeen wordt er geklaagd over de leemten en de groote ge breken van onze Militaire Strafwet, en niemand zal ontkennen, dat die klacht gegrond isbovendien is die wet verouderd, vele veran deringen zijn ingevoerd,, vele in die wet voorkomende straffen afge schaft. Dit is echter niet alles; wij vinden in die wet vele gapin gen veel missen wij wat toch in eene goede strafwet behoorde gevonden te worden. Zoo missen wij daarin afzonderlijke bepalingen over een der gewichtigste onderwerpen, de medeplichtigheidook de regelen van de imputabiliteit zoeken wij te vergeefs. Daarentegen handelt de laatste titel van het Crimineel Wetboek over het bewijs der mis drijveneen onderwerp, behoorende tot het formeel recht en dus in een Wetboek van Strafvordering te huis behoorende. Bij eene her ziening van het Crimineel Wetboek is het dus van belangdat hierop gelet worde, en dat deze titel daaruit verdwijne. Een ander punt van bezwaar tegen de tegenwoordige Militaire Strafwet, een bezwaar door vele schrijvers over militair recht beaamd, is de te groote rechtsmacht, die tegenwoordig de militaire rechter bij ons te lande heeft. Ook hierop zal m. i. bij eene eventueele herziening van het Wetboek 7 VAN OOO^OOO "Wij hebben de plaatsing1 van dit stuk niet willen weigeren. Of de geachte schrijver echter resultaat van zijn arbeid zal hebben, vermeenen wij te moeten betwijfelen. Hij leze artikel 76 van het Regeerings-reglement en het „Koloniaal verslag" van 1880. Wij onthouden ons daarom van bemerkingen. Redactie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 108