98
moeten worden gelet, en zal de wetgever aan de krijgsraden slechts
do bevoegdheid moeten geven, over zuiver militaire delicten te oordeelen;
zullende de militairen wegens commune delictendoor hen begaan,
voor den burgerlijken rechter moeten terechtstaan.
Het is toch eene on mistootelijke waarheid, dat, welke kunde een
militair ook moge bezitten, toch zeer zeker zijne rechtsgeleerde
kennis zeer luttel zal wezen; en hoe kan dit ook anders; zijne op
leiding voerde er hem niet toe, zich op dat gebied te bekwamen;
zijn werkkring als militair laat hem niet toeveel tijd aan de studie
van het Recht te besteden.
Het is dus, naar mijn oordeel, van liet hoogste belang, dat, met
uitzondering van de zuiver militaire delicten, aan eene rechtbank,
uit rechtsgeleerden bestaande, (dus aan den gewonen burgerlijken
rechter) worde opgedragen, over de commune delicten, door militairen
begaan, te oordeelen; om daarentegen te kunnen oordeelen overeen
militair delict, daarvoor moet men zelf militair zijn; de burger toch
is vreemdeling in dien kring en kan zich moeilijk daarin ver
plaatsen.
Ten einde nu bij jeugdige officieren eenige kennis van het Recht
en speciaal van Strafrecht aan te kweeken, zou het zeker niet ondienstig
zijn, dat hun de gelegenheid worde gegeven, indien zij daartoe lust
gevoelen, om gedurende een paar jaren aan eene onzer Hoogescho-
len de collegiën over strafrecht te gaan bijwonen, waar dan natuur
lijk van Staatswege tevens de collegiën over Militair Recht zullen
moeten worden gegevenverder zal de Regeering zoodanige officieren
in de door hen te maken onkosten moeten tegemoet komen door
eene toelage boven hun tractement. Ra afloop van dien tweejarigen
cursus zal dan van hen kunnen worden gevorderddat zij door
een examen bewijzen geven van hunne opgedane kennis. Langza
merhand zal dan uit die officieren een corps kunnen worden
gevormd, waaruit permanente krijgsraden worden benoemd.
De militair zal zich dan ook met meer vertrouwen op goed recht
aan den Krijgsraad overgeven; met het tegenwoordige stelsel toch
kan men geen goed recht billijkerwijze verwachten.
Yoor elke zaak namelijk wordt een andere Krijgsraad benoemd;
de officierenbij toerbeurt als leden van dien Krijgsraad aangewezen,