100 onderworpen zijn, namelijk de personen, tot het leger behoorende, en verder wie tot dat leger belmoren. Dit eerste hoofdstuk behoeft mijns inziens geene nadere toelichting. Hoofdstuk twee handelt over de straffen; het laatste artikel van dit hoofdstuk behandelt in art. 20 de poging. Ik heb gemeend, aan dit artikel geene betere plaats te kunnen geven dan onder het hoofdstuk over de straffen. Het derde hoofdstuk handelt over de wegens misdrijf strafbare en verschoonbare personen en voornamelijk over de medeplichtigheid welke ook m. i. geene betere plaats kon vinden dan in dit hoofd stuk. Het artikel over de verzachtende omstandigheden heb ik laten wegvallenen wel omdat het met het oog op het ontwerp van geenerlei nut meer is. Bij het bedreigen met straffen toch heb ik wel voor elk feit een maximum opgegevendoch heb ik het aan het oordeel van den rechter overgelatende minimum- straf bij elk voorkomend geval zelf te bepalen. De rechter heeft dus steeds de bevoegdheid om, zonder de aanwezige verzachtende omstandigheden te moeten mo- tiveeren, eene lichtere straf toe te passen, als dit door den rechter noodig geoordeeld wordt. Ha in de eerste drie hoofdstukken over de straffen, de medeplichtig heid en de poging te hebben gesprokenheb ik in de volgende hoofd stukken de verschillende delicten behandeld, welke door militairen kunnen gepleegd worden. Hoofdstuk vier, dat in twee afdeelingen is verdeeld, handelt in de eerste over verraadin de tweede over spionage. Hoofdstuk vijf handelt over desertiezoo in tijd van vrede, als in tijd van oorlog; terwijl hoofdstuk zes handelt over insubordinatie en oproer. In dit laatste hoofdstuk ben ik zeer afgeweken van het vigeerend Wet boek, met betrekking tot de straffen, op de insubordinatie gesteld. Ik heb namelijk onderscheiden, welke de gevolgen van de feitelijke insubordina tie zijn kunnen en de straffen gesteld in verhouding tot de graviteit der beleediging. In hoofdstuk zeven heb ik gehandeld over misbruik van gezag. Meerma len toch heb ik het bijgewoond, dat de president of een der andere oudere leden van den Krijgsraad trachtte, zijne opinie door te drijven; wel hadden geene bedreigingen daarbij plaats, doch een ieder, die slechst

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 111