105
le indien tegen het misdrijf zelf de doodstraf is bedreigd, met
detentie van hoogstens tien jaren;
2e indien tegen het misdrijf is bedreigd kruiwagenstraf, met de
tentie van hoogstens vijf jaren.
In de vorige gevallen zal de poging steeds gestraft worden met
dezelfde straf als tegen het misdrijf zelf is bedreigdzonder dat die
straf hooger zij dan vijf jaren.
Van de wegens misdrijven strafbare en verschoonbare personen.
Artikel Een en twintig.
De medeplichtigen aan een misdrijf zullen met dezelfde straf ge
straft worden als de hoofddaders zeiven.
Artikel Twee en twintig.
Als medeplichtigen aan een misdrijf zullen gestraft worden:
1® zij, die door gaven, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag
of macht, of ook door listige en schuldige kunstgrepen, tot het plegen
van het misdrijf aansporen of wel inlichtingen geven om het te plegen
2° zij, die wapenen, werktuigen of eenig ander middel verschaffen,
wetende, dat deze tot het plegen van het misdrijf moeten dienen;
3® zij, die, desbewust, de daders helpen of bijstaan in de feiten,
waardoor het misdrijf is voorbereid, gemakkelijk gemaakt of voltooid;
4® zij, die, desbewust, geheel of ten deele, zaken helen, welke zijn
ontvreemd, aan hare bestemming onttrokken of door misdrijf verkregen
5® zij, die door aanspraken in het openbaar, ten aanzien van eene
verzameling van personen gehouden, of door ongedrukte geschriften,
Jn het openbaar aangeplakt, verkocht of verspreid, de menigte opruien
tot het plegen van eenig misdrijf.
Artikel Drie en twintig.
Daar is geen misdrijf, zoo de beklaagde, ten tijde hij eenig straf
baar feit pleegt ten gevolge van gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
storing zijner geestvermogens, buiten staat is, ten aanzien van dat
feit zijn wil te bepalen, of wanneer hij door overmacht gedwongen werd.
Artikel Vier en twintig.
Geen misdrijf mag verschoond worden dan in de gevallen en om
standigheden, waarin de Wet het feit verschoonbaar verklaart.
DERDE HOOFDSTUK.