107 - het ock op advies van den Krijgsraad, een post zonder genoegzame reden zal hebben verlaten of aan den vijand overgegeven. Artikel Een en dertig. Nog zullen met dezelfde straf gestraft worden al de officieren, die in den Krijgsraad zonder genoegzame redenen tot het overgeven of verlaten van eenigen post of plaats gestemd hebben. Zij, die tegen het verlaten of de overgave hebben gestemd, zullen daarvan zooveel mogelijk moeten doen blijken door het inleveren van een schriftelijk advies of protest. Artikel Twee en dertig. Ieder militair, die, op wacht staande, zijn post verlaat, alvorens zijn consigne te hebben overgegeven, zal gestraft worden met detentie voor niet meer dan één jaar. Wanneer hij dit doet in oorlogstijd, zal de straf zijn die van de tentie voor niet meer dan vijf jaren. Hij zal evenwel met den dood gestraft worden, zoo hij zich in tegenwoordigheid van den vijand heeft bevonden. Artikel Drie en dertig. Ieder schildwacht, die op zijn post dronken of slapende wordt bevonden, zal gestraft worden met detentie van niet meer dan vijf jaren, zoo hij zich in tegenwoordigheid van den vijand heeft bevonden met detentie van hoogstens écn jaar, indien het heeft plaats gehad in oorlogstijd, doch niet in tegenwoordigheid des vijands. In de overige gevallen zal hij slechts disciplinair worden gestraft. Artikel Yier en dertig. Ieder militair, die in tijd van oorlog zich niet naar zijn post heeft begeven, nadat het alarmsignaal zal gegeven zijn, zal met detentie van hoogstens drie jaren gestraft worden. Indien hij officier is, zal hij met eenvoudige cassatie gestraft worden. Artikel Vijf en dertig. Met den dood zullen worden gestraft: 1e ieder militair, die het geheim van den post, de orders of het order woord (consigne, parool) aan den vijand verraadt; 2e ieder commandant van eene patrouille in de nabijheid van den vijand, ter verkenning uitgezonden, die opzettelijk nalaat, de hem gegeven orders op te volgen, of die de door hem gedane ont-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 118