118 die uitverkoren beoordeelaars is gekomen, doch. wat bewijst dat? Moet het er voor worden gehouden, dat die Majoors zoodanige hooge eischen stellen, dat door geen enkel Kapitein daaraan te vol doen is (en is dan in dat geval de Commandant der 1° militaire af- deeling op Javadie toch ook zijn oordeel over die Kapiteins behoort uit te brengen, voor niets of wel zijn in de verkregen ongunstige resultaten het bewijs, dat de Legercommandant ten rechte de over die Kapiteins door vroegere chefs uitgebrachte gunstige beoordeelingen niet vertrouwd heeft? Wij voor ons gelooven noch geheel het een, noch geheel het andere. Wel nemen wij aan, dat die Majoors te hooge eischen hebben ge steld; dat hunne eischen met die van andere bataljonscommandanten te zeer uiteengeloopen hebben; en dat daardoor zeer enkelen vrijelijk tot Majoor hadden aangesteld kunnen zijn, die thans als Kapitein het leger hebben moeten verlaten. Maar wij gelooven ook, dat die conclusie alleen voor de hooge uitzonderingen is te maken, en dat derhalve verreweg het grootste deel ten rechte niet is bevorderd gewordendat dus uitsluitend die voormalige chefs van die Kapiteins in deze te laken zijn, omdat zij door weekhartigheid, onverschillig heid, gebrek aan flinkheid en aan belangstelling in de dienst, of hoe men het noemen wil, bij hunne voor den majoorsrang feitelijk on geschikte Kapiteins illusiën omtrent promotie hebben opgewekt, die, streng genomen, niet wel te verwezenlijken waren. Alleen noode gaan wij er toe over, in herinnering te brengen, wat in een hoofdartikel van „De Javabode", in het nummer van 26 Mei 1880 (een gevolg van dat in couranten pleitengezegd werd: „Op militair gebied is niet veel belangrijks te melden. Over het zoogenaamd „afmaken" van Kapiteins wordt nog altijd in sommige bladen geschreven. Nieuwe gezichtspunten worden echter in al die artikelen niet geopend. Het verwondert ons, dat geen der vele over het afmaken klagende Kapiteins en officieren de pen opvat, om openlijk het standpunt uiteen te zetten, waarop zij bij de beoordee ling van den maatregel, door het Legerbestuur genomen, zich plaat sen. Enkelen hebben tot den ondergeteekende brieven gericht, waar in zij hem wegens de drie opstellenDe Machten in het leger over het afmaken van Kapiteins aanvallen, niet met argumenten, maar met

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 129