119 niets beteekenende woorden en holle phrasen. Majoor Van Teijn of welke andere zoogenaamde afmaker dan ook, zou al zeer weinig kieskeurig moeten wezen en buitengewoon meegaand, wanneer hij, eenigen dier brieven lezende, de schrijvers er van niet signaleerde met eenis zelfs niet bekend met de eenvoudigste regelen der Nederland- sche taalniet bij machte om, zonder zich te bezondigen aan het doorgaand verkeerd gebruik van den 1™ en den 4en naamval en het door elkaar haspelen van geslachten, een rapport (brief) te stellen en allerminst in staat, zijne gedachten in behoorlijken, niet aanstoote lijken vorm in zijne moedertaal uit te drukken." „Misschien is het zeer scherp, wat wij neerschrijven. Maar het is verdiend. En wat bedroevender heeten mag het is waar en een bewijs te meer voor de noodzakelijkheid van den door het Legerbe stuur verordenden maatregel". „Niemand zal eischen, dat de troepenofficier letterkundige zij en een purist in taal en stijl. Doch het is niet te veel gevergd, van hem te verlangendat hij in staat zijeen rapport of brief in de Nederlandsche taal te stellen. Gelukkig, dat het Indisch leger tal van bekwame, wetenschappelijk gevormde officieren telt, doch te zelf der tijd moet erkend, dat het opvoeren van het wetenschappelijk gehalte van het Indisch officierscorps in het algemeen tot hooger peil noodzakelijkheid en plicht is". Zoolang nu de Indische Infanterie geen stel werkelijk alleszins geschikte Majoors bezit, doch bataljonscommandanten in de gelederen telt, die tot Majoor geschikt verklaren o. a. Kapiteins, die niet eens een behoorlijken brief in hunne moedertaal kunnen schrijven, tot zoo lang kan het den Legercommandant niet euvel worden geduid, dat aan elke conduitelijst geene gelijke waarde wordt gehecht. In onzen geest hooren wij ons reeds toeroepen, dat die minder geschikte Majoors in de eerste plaats er dan maar uit moeten; doch hun antwoorden wijdat dit veel gemakkelijker gezegd dan gedaan is, en dat daar tegenover staat, dat juist het in deze gewraakte ge neesmiddel de te. bestrijden kwaal op het oog heeft; dat namelijk bij eene voortgezette toepassing van het hier bedoeld geneesmiddel na verloop van eenige jaren - op zeer enkele uitzonderingen na

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 130