120
zoodanige minder geschikte Majoors er dan van zeiven uit zullen zijn,
omdat zij er niet meer in zullen komen.
Had eenmaal onze Infanterie vrij algemeen is men het eens,
dat er sedert het jaar 1873 bij de bevordering tot hoofdofficier nog
al kaf onder het koren is geloopen hadzeggen wijeenmaal onze
Infanterie geene andere Majoors dan dezulken, die, volkomen voor
hunne taak berekendeen groot vertrouwen bij den Legercommandant
genieten, dan houden wij het voor zeker, dat het bepaaldelijk te
Weltevreden laten dienen van oude infanteriekapiteins tot het verleden
zoude behooren.
Intussohen haasten wij ons, onze meening te zeggen, dat alleen
in Utopia zulk eene collectie van alleszins geschikte Majoors zoude
verwacht kunnen worden, en dat alzoo het Legerbestuurmet wiens
intieme gevoelens wij, ook op dat punt, niet bekend zijn, bepaaldelijk
dwaalt, wanneer het zich een zoodanig corps Majoors voorstelt, in
de toekomst te zullen bezitten. Volmaakte toestanden worden nergens
aangetroffenen ten allen tijde zullen er Kapiteins bevorderd
wordendie wel beschouwd van promotie hadden uitgesloten moe
ten blijven.
Onwillekeurig lcomt ons in herinnering het meer dan eens door iemand uit den
tijd van het legercommando van Generaal Kroesen aan ons gedane verhaal, hoe een
tiental jaren geleden een drietal oude Kapiteins van het eene bij het andere corps, en
van de eene naar de andere afdeeling werden overgeplaatst, omdat zoo wisten velen
te vertellen die Kapiteins jaar in, jaar uit, geheel ten onrechte voor den majoors-
rang geschikt werden gesignaleerd, en het Legerbestuur even als nagenoeg alle officie
ren, die met hen in hetzelfde garnizoen dienden maar al te goed wist, dat zij vol
strekt ongeschikt voor bevordering waren. Toch werden die Kapiteins eindelijk
Majoor, omdat ook de laatsten hunner chefs [Majoor en Kolonel] om eens eene ge
meenzame uitdrukking te bezigen, de kat de bel niet om wilden hangen.
Volgens het stelsel nu van hen, die in zoodanig geval de schuldige chefs willen
treffen met eene pensioneering als straf, dat zij zulk een officier voor bevordering
hebben durven aanbevelen, zouden toen ongeveer een 6 tal Majoors benevens een
Generaal en een Kolonel gepensioneerd moeten zijn geworden. Een dier Majoors, dien
wij later persoonlijk hebben leeren kennen, en die ons persoonlijk zijne groote fout
in deze beleed, was een zoo gevierd hoofdofficier, onder opeenvolgende Legercomman
danten, dat hij het later tot Kolonel gebracht heeft, terwijl voorts beide afdeelings-
commandanten de Generaal en de Kolonel naar het algemeen gevoelen tot de
élite van het Indisch offioierscorps werden gerekend te behooren. Wij houden het
er voor, dat bij eene consequente toepassing van dat stelsel van straffen der schuldige