130 staat] zoo zijn we liet ook hierin meer met den schrijver eens van De Wetgevende maclit en de Miniseriën van Landsverdedigingwaar deze de voorkeur aan eene andere belooning eene hoogere geeft. In heide besluiten zien we voorts in tegenstelling met vroeger het beginsel van een vergelijkend examen losgelaten. Het zijn de hoogsten of bij gelijkheid de oudsten in rang dergenen, die vol doen, welke tot de Krijgsschool worden toegelaten. Wij begrijpen, dat deze bepaling niet de algemeene sympathie heeft; vooral niet der jongeren; toch is zij o. i. niet onbillijk. Met het afbreken der Stafschool was ook met het streven om aldus enkele, jeugdige kundige bevelhebbers te verkrijgen, gebroken. Daarmede hadden dan ook de moeilijke vergelijkende examens geene reden van bestaan meer. De Krijgsschool, welke in hare plaats trad, verspreiding van al gemeene kennis onder een zoo groot mogelijk getal officieren beoogende, moest dus de deuren zoo wijd mogelijk open stellen. Intusschen onder één voorbehoud. Het Gouvernement, en vooral het Indischedat groote kosten voor de detacheering ter Krijgsschool moet besteden, lieeft ook het recht, de zekerheid te hebbendat deze nuttig worden gebruikt en een maal goede rente zullen afwerpen. Met andere woorden: dat zij, die het detacheertmet vrucht de lessen zullen kunnen volgen. Hoe nu 't best deze waarborgen te verkrijgen? Bij het groote verschil in de wijze van beoordeelen der verschillende chefs is een examen nog het beste middel. Dit examen, dat uit den aard der zaak dus niet moeilijk mag zijn, dient alléén om te onderzoeken, welke dei- aspiranten aan de door de Regeering gestelde eischen voldoen „behoorlijke aanleg en voldoende grondige kennis". En aldus deze waarborgen verkregen hebbendewie zal het Gouver nement dan kiezen? Het antwoord kan niet twijfelachtig zijn. Waarom, terwijl dus het examen alleen over liet al of niet voldoende te oordeelen geenszins te rangschikkenheeft, toch een stelsel van cijfers (van 1 10) tot maat staf van beoordeeling aangenomen is, (art. 7 van het reglement van orde voor de examencommissie) komt ons minder begrijpelijk voor. Het maakt de zaak o. i. slechts noodeloos omslachtig.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 141