144 organisatie een ongelukkigen werkkring liet gemis aan medewer king (f) en met tegenstand van allerlei aard, het mogelijke. De oorzaken van deze onverschilligheid, deze werkeloosheid, deze machteloosheid, deze inertie, liggen dieper. In hare gevolgen strekken zij verder. Zij hebben allen een zelfden oorsprong. Het ligt niet in het kader van dit bestek, hierover uit te wijden. Slechts dit wenschen wij te zeggen. De hoogste belangen van het leger worden onttrokken aan hun natuurlijken beschermer. Alle militaire aangelegenheden in hoogste ressort beslist door leeken, weinig bevoegden. Voorwaar, die toestand is treurig. Zal de toekomst verbetering brengen? Voor belangrijke verbeteringen zou in de eerste plaats noodig zijn belangstelling van de Vertegenwoordiging der Natie, van de Natie zelve. zelf, dat hiertoe niet alleen jaren arbeid en inspanning, maar ook geld noodig zal zijn, dat intussohen duizendvoudig zijne rente zal opbrengen. Men denke aan de mil- lioenen scliats en duizenden, menschenlevensdie gespaard zouden gebleven zijn, indien men deze gegevens van Atjeh vóór den oorlog verzameld hadWij vleien ons echter niet, dat men hiervoor ooit gelden zal toestaan, zoo lang Indië bestuurd wordt uit Nederland. Zie hierover in den elfden jaargang, de afleveringen 2 en 9, van dit tijdschrift de stukken van den Kapitein van den Generalen staf Swart. Der Friedensdienst des Generalstabes muss ihn auf seinen Beruf im Kriege vorhe- reiten. Met deze enkele woorden over den werkkring van de officieren van den Generalen staf, van den Pruisischen Generaal Bronsart von Scliellendorf (Der Dienst des General stabes, Ier Theil, S. 5) meenen we hier te kunnen volstaan. Men toetse hieraan b. v. den zuiver administratieven werkkring onzer stafofficieren, chefs van staven in de militaire afdeelingen! Ernst of kortswijl zou men ook hier vragen. Bereidt men zich slechts voor op een oorlog alleen op (en met) papier? Dan hebben we niets gezegd. (t) Heeft reeds, zoo terecht, de schrijver van De Wetgevende macht en de Minis- teriën van Landsverdediging op de nadeelen van het gebrek aan samenwerking tus- schen de verschillende Ministeriën van landsverdediging gewezen, nog veel verder is het kwaad doorgedrongen. Niet alleen bij de hoofdonderdeelen van een zelfde Ministerie Koloniën b. v. maar zelfs bij denzelfden tak van dienst Departement van Oorlog heeft elke afdeeling wederom slechts oor en oog voor eigen belangen. Men zie b. v. de veel onafhankelijker verhouding van den bevelhebber der troe pen tot den Gouverneur in de Britsche bezittingen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 155