- 163 deren met maanden arbeids bijeengegaard en in de veie ttótas eii brie ven, daarover gewisseld; nog niet gesproken van bet oponthond, dat ee- nig verschil van inzichten kan veroorzaken. Het voor ons liggende 13e hoofdstuk van den Instructie-Inventaris be helst de beschrijving der gereedschappen tot de ambachten der Artillerie smids-, koper- en blikslagers-, timmermans- en wagenmakers-, kuipers-, draaiers-, zadelmakers- en verwersgereedschappen, terwijl eene laatste ru briek aan eenige algemeene gereedschappen tot verschillende ambachten gewijd is. Deze voorwerpen werden tot nu toe vervaardigd of besteld en gekeurd volgens liet betrekkelijke hoofdstuk der eerste editie van den Nederlandschen Instructie-Inventaris. Deze uitgave is niet van jongen datum; zij telt tal van leemten en fouten en is ook op verre na niet in alle magazijnen voorhanden. Het personeel bij de werkplaatsen te Soe- rabaja en de verschillende andere artillerie-etablissementen, de magazijn meesters die genoemde gereedschappen in beheer hebben, de onderschei dene artilleriecommandanten; zij allen zullende verschijning van dit hoofd stuk als de voorziening in eene lang gevoelde behoefte begroet hebben. Dat er tusschen den Inventaris van de gereedschappen onzer Indische Genie en die der Artillerie zoo weinig overeenkomst bestaat, is te be treuren. Behalve de geringe verschillen, die men bij massa's aantreft tus schen gereedschappen, die geheel tot dezelfde doeleinden aangewend wor den, ziet men deze nog menigmaal met geheel andere benamingen aan geduid. Het wegnemen dezer zeker toevallig ontstane en door niets te motiveeren verschillen zal op te veel bezwaren stuiten, dan dat wij dit ooit zullen zien gebeuren. Een blik in de goed ingerichte nieuwe Prijs lijst, A° 1879, der Genie overtuigt ons, dat het onbillijk ware, te wen- schen, dat de IY° afdeeling van het Departement van Oorlog zich, bij voorkomende herziening van haren Inventaris, naar dien der Artillerie zoude regelen. Dat de IIP afdeeling van het departement de ge- wenschte overeenstemming niet heeft zoeken te erlangen, zal wel ge weten moeten worden aan de omstandigheid, dat analogie met den In structie-Inventaris van de Artillerie in het moederland bij haar op den voorgrond staat. In de „Algemeene Ophelderingen", bl. 217, lezen wij, dat „in het algemeen gezegd kan worden, dat de meeste gereedschappen, die in dit hoofdstuk voorkomen, uit Nederland worden geëischt en aldaar uit den handel verkregen worden." Dat op de qualiteit van die uit Nederland toegezonden benoodigdhe- den gegronde aanmerkingen te maken zijn; dat zij dikwijls niet aan de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 174