165
of aan zijne geschriften eene te geringe waarde toekennengeenszins. Als
schrijver, die gewoon is sedert een veertigtal jaren met bekwaamheid
zijne gedachten aan het papier toe te vertrouwen; die daarbij de verdienste
heeft, dat de behandelde onderwerpen meerendeels vraagstukken zijn, welke
juist bij het in hot licht verschijnen van zijne brochures en boeken van
groot belang mogen genoemd worden of in eene leemte voorzien en aan
velen, zoowel militairen, als leeken op militair gebied, de veelal niet of
minder grondig bestudeerde leger- en staatsbelangen door zijne be
schouwingen welke evenwel niet allen voetstoots mogen aangenomen
worden lichtpunten verschaffen, is zijn naam, vooral in Nederland,
gunstig bekend geworden.
Onze aan het begin van deze boekbeschouwing ternedergestekle uit
roep mag dus niet zóó uitgelegd worden, alsof ons oordeel over schrijvers
werk geheel ongunstig zoude zijn; doch de lezer moet dien beschouwen
als eene welgemeende hulde aan de werkzaamheid van dien Generaal.
Daarbij komt, dat de geschriften van dezen schrijver zich aangenaam
laten lezen, waardoor zijne betoogen eene kracht erlangen, welke zelfs
kundige tegenstanders bij eene enkele lezing medesleept en onwillekeurig
zijne gevolgtrekkingen au premier abord doet aannemen. Bij eene tweede
en derde lezing ziet men echter, dat de schrijver niet altijd juist is en dat
zijne verklaringen somtijds mank gaan aan het euvel van gezocht te zijn,
zoodat men zonder smart enkele gedeelten in zijne brochures kan
missen.
De aan het hoofd van deze boekbeschouwing aangekondigde brochure
is in sommige opzichten meer dan een vlugschrift; liet is eene soort van
studie, welke voorzeker in deze tijden van veel gewicht en niet zonder
beteekenis is, wanneer in het oog wordt gehouden, dat de Generaal
Weitzel president is geweest van de sedert lang aangekondigde en on
langs weder in de Tweede Kamer ter sprake gebrachte commissie tot on
derzoek naar de staatsrechtelijke verhouding tusschen het Nederlandsche
en het Nederlandsch-Indische leger, waarvan de uitslag nog geheim
schijnt te moeten blijven.
De beteekenis en de geschiedenis onzer grondwettige voorschriften te
kennen, vooral met betrekking tot de Nederlandsche weermiddelen, is
voorzeker van veel gewicht; want het geldt hier de hoogste belangen van
ons volk.
Die belangen toch worden verzekerd door eene legerorganisatie, welke
aan de eischen der hedendaagsche oorlogsvoering voldoet; en om zulk
eene organisatie te verkrijgen in een land met een constitutioneelen