172 nu, terwijl de krijgsmacht in Indiê niets te maken had met die van Ne- derland. De constitutiën van 1801 en 1805 spreken weinig van de koloniën. In die van 1806 bepaalde men, dat do besturing der koloniën en van alles, wat de innerlijke regeering betreftbij uitsluiting aan den Koning behoort, daaronder de geheele landmacht. In 1814 en 1815 werd dit behou den: „De Souvereine Vorst heeft bij uitsluiting het opperbestuur over dc Koloniën"terwijl de Regeering dit toelichtte door de verklaring, dat het was om de inmenging der Staten-Generaal te beletten! In 1815 vroegen Belgische leden de beteekenis van het woord „uitsluiting". Op de vraag of men onder dit artikel verstond, dat' de Koning de wetgeven de macht in do koloniën zoude hebben, antwoordde de voorzitter der grond wetscommissie Van Ilogendorp) ja. Thorbeclce is in zijne Aanteekeningen op de Grondwet" daartegen opgekomen en verklaarde, dat bestuur beteekende uitvoerende macht en dat het woord uitsluiting tot doel had om Gompagniên uit te sluiten. Voorzeker meer spitsvondig dan afdoendewant opperbe stuur brengt altijd uitsluiting mede, terwijl het zeer te betwijfelen valt of men, na al het vroeger voorgevallene, in 1814 en 1815 de macht van de Staten-Generaal in Nederland en in de Koloniën gelijk wilde stellen. Deze toestand bleef bestaan tot in 1840; bijna niets kwam voor bij dc Staten-Generaalbetreffende de Koloniën. In 1815 werden eenige georganiseerde corpsen, uit vrijwilligers be staande en bchoorende tot de Nederlandsclie krijgsmacht, voor Indiê afgezonderdomdat onze bezittingen van het Engelsclie bestuur moesten overgenomen worden. Men moest hier met het oprichten van een leger beginnen en gebruikte natuurlijk daarvoor eenige genummerde af- deelingen van het leger in Nederland. Do corpsen behielden hunne nummers of kregen andere nummers, overeenkomstig de wijzigingen bij de krijgsmacht in Nederland gemaakt, meer uit zekeren routinegeest dan wel met de gedachtedie troepen ooit terug te roepen en ze te doen tellen onder de verdedigers van Nederland's grondgebied. Die troepen bleven natuurlijk in de eerste jaren „ressorteeren" ouder liet Ministerie van Oorlog; zoo werden de bepalingen op de kleeding en uitrusting gemaakt door den Intendant-Generaal, omdat alle zaken in Indiê als het ware in een staat van wording verkeerden, waarvan noch de Re geering noch de Staten-Generaal zich eene duidelijke voorstelling konden maken, zoo als o. m. kan blijken uit de mémoires van de Barons Sirte- Zou hier de uitdrukking van Multatuli niet bewaarheid zijn: Men moet de zaken logisch onderscheiden en diplomatisch ziften?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 183