174 - de onbekendheid van den schrijver met de geschiedenis van de in Indië aanwezige Cavalerie zeer opvallend. Het tegenwoordige regiment zou volgens hem No 7 hebben en nog door den Koning teruggeroepen kunnen worden, terwijl het reeds in 1853 (tot 1873) Regiment O. I. Cavalerie heette en sedert voor een groot gedeelte uit Inlanders bestaat! In 1840 werd de scheidsmuur tusschen de wetgevende en uitvoerende macht opgeheven, waardoor de Koning en de gewone wetgever van Ne derland twee wetgevers voor Indië werdenheigeen vooral in 1848 veel besproken werd. Men wilde, dat de wetgeving aan de Staten-Generaal zou overgaan en het besturen van Indië in Indië zoo toegepast worden. Door de Wet van 28 November 1818 verviel in 1848 van zelf art. 209 uit de Grondwet van 1840, maar ook art. 178 in die van 1848 had toen eigenlijk geen recht van bestaan meer en kan nu in het geheel niet opgevolgd worden. In 1848 bestond feitelijke scheiding tusschen het Nederlandsche en het Nederlandsch-Indische leger; die scheiding bestond reeds sedert 1830, en het zou in eerst genoemd jaar, evenals nu, eene hoogst verkeerde daad zijn geweest, het Indische leger of een gedeelte daarvan tot de landmacht in Nederland te doen behooren. Had men in 1848 werkelijk bedoeld met art. 178 (dat op zich zelf een onuitvoerbaar be ginsel uitdrukt en door de uitdrukking„de Koning zorgt, enz." geene be paalde opdracht kon inhouden, omdat zulk een zorgen voor Hem onmo gelijk was) om het Europeesch element in het Ned.-lnd. leger onder de troepen te doen rekenen, voor welker aanvulling de Koning in het bijzon der zorgt, en die, behoorende tot de Nederlandsche krijgsmacht, ook buiten Europa konden dienen, dan zou de Volksvertegenwoordiging over eene uitbreiding van het Nederlandsche leger, onder voorgeven dat dit nood zakelijk is in Indië, en waartoe de Koning als opperbestuurder over de koloniën en bezittingen van het rijk het recht heeft, zich zeer ongerust hebben kunnen en moeten maken, dat door een oorlogzuchtig vorst van art. 56 der Grondwet gebruik zou gemaakt worden om oorlog te A -verklaren in Europa, waartoe Hij dan, na het terugroepen van het in Ned.-Indië aanwezige gedeelte van de Nederlandsche krijgsmacht, troepen \V beschikbaar zou kunnen hebben, hetgeen nu wel nimmer het geval zal kunnen zijn. Dat bovendien de Koning van de Europeanen in dit leger tot eene hoeveelheid, gelijkstaande aan die van de vroeger uit Nederland gezonden af- deelingen, steeds naar Nederland kan doen overkomen en Indië daarbij aan het groote gevaar bloot stellen van voor Nederland verloren te gaan, kan Zie over dit punt bladz, 210 van den vorigen jaargang van dit tjjdschrift,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 185