DE VEREENIG1NG BURGERLIJK EN MILITAIR GEZAG IN INDIË. Mie de debatten der Nederlandsclie Volksvertegenwoordiging en de Indische dagbladlitteratuur gedurende de laatste twee jaren, iu zake onze vestiging en permanente bezetting in Atjeh en onderhoorig- heden met aandacht gevolgd en de daarover geleverde bijdragen getoetst heeft aan de met betrekking tot hetzelfde onderwerp gedane ont hullingen en geleverde gegevens in de „Koloniale verslagen" en de stukken over de Indische begrooting gedurende datzelfde tijdsverloop, zal hebben opgemerkt, dat bij den Minister van Koloniën Mr. W. Baron Van Goltstein en den Gouverneur-Generaal Mr. J. TV. Van Lansberge het niet te miskennen streven bestaat om het bestuur ovei het wingewest Atjeh en onder hoor ig heden zoo spoedig mogelijk pi den voor Indie genoemd wordenden normalen toestand te brengen, d. i. het gezag over dat gewest aan een civielen ambtenaar, met rang van Gouverneur of Resident (dit doet niets ter zake) op te dragen. De zending van den Gouvernements-commissaris Pruijs van der Hoeven in het begin, en die van liet Lid iu den Raad van Ned.-Indie Mr. T. H. Der Kinderen (gewezen president der Commis sie van enquête) in het laatst van het vorige jaar, laatstbedoelde werd in het bijzonder belast met het ontwerpen eener organisatie van het rechtswezen in dat gewest, zijn daarvan op niet-militair gebied de laatste bewijzen. Te oordeelen naar de gegevens, die ter beschikking van het al gemeen staan, zou men, rekening houdende met den feitelijken toe stand \an Atjeh en onderhoorigheden, geneigd zijn, met de meerder-" 12 SS VAN HET

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 188