Alvorens echter het wetsontwerp, regelende „de opleiding en be
vordering der officieren van den Generalen staf" de Staten-Generaal
bereikte, had de Ministerbij ondervinding de moeilijkheden kennende,
waarmede elke wet vóór haar geboorte te worstelen heeft, en elk
tijdverlies willende vermijdenreeds de inrichting der Krijgsschool
bij Koninklijk Besluit van 14 Maart, Ho. 17 vastgesteld.
Hierbij was tevens uitvoering gegeven aan art. 11 van de Wet
van 30 Mei 1S77 {Ned. Staatsblad, Ho. 141) houdende regeling van
het onderwijs bij de Koninklijke Militaire Academie, waarbij de in
richting van eeue Krijgsschool bij maatregel van inwendig bestuur,
dus niet bij de Wet, was bevolen.
De Krijgsschool werd aldus in twee afdeelingen gesplitstde eerste
(bedoeld bij het 2° lid van bovengenoemd artikel) eigenlijk Appli-
catieschoolbestemd voor de 2° Luitenants, die hunne studiën nog
aan de Academie moesten voltooiengevestigd te Bredaen de twee
de de vroegere, eigenlijke Krijgsschool gevestigd te 's Hage. Deze
tweede afdeeling was wederom in drie onderafdeelingen gesplitsteen
voor cdgemeene krijgskundige studiën (of opleiding voor stafofficier),
een voor artillerie- en (/em'e-officieren, en een voor Intendance.
De cursus van de tweede afdeeling, die we hier alleen hebben te
beschouwen, werd van 3 op 2 jaar gebracht; de tijd, voor de prac-
tische oefeningen bestemd, daardoor van 6 tot 4 maanden 'sjaars
verminderd. Aan het einde van den cursus kon een examen worden
afgelegd, „waarvoor bij welslagen een brevet werd uitgereikt, dat voor
benoemingen (en plaatsingen) bij den Generalen staf, Intendance of
andere speciale betrekkingen, waarvoor meer dan gewone kunde ge
vorderd werd,het eerst in aanmerking deed komen.
matige verwachtingen door een plotselingen maatregel den bodem wordt ingeslagen.
Do officieren moeten de zekerheid hebben, dat zij, voldoende aan zekere eischen, ook
rekening kunnen maken op bepaalde daaraan verbonden voordeelen. Daardoor zal
de lust tot studie bij het officierscorps worden opgewekt, en zal er een einde komen
aan den allen geest en leven uitdoovenden toestand, dat de meer bekwame schier
mets boven den minder bekwame vooruit heeft. Doeltreffende regelen omtrent de
aanvulling van den Generalen staf hunnen het middel worden om in het officierscorps
een nieuw leven te brengen, en het leger te voorzien van bekwame en krachtvolle
bevelhebbers: de volstrekte voorwaarde om een goed, voor den oorlog bruikbaar leger
te verkrijgenWij bevelen deze woorden van den grooten overledene zeer in de
welwillende aandacht onzer lezers.