222
ben te reguleren" schreef voor, dat: „Tot bevordering van de
fortificatiën en andere stadswerken dient mede een uit de Raden
van Indië gecommitteerd, opdat alles onder goed opzigt en met de
minste kosten geschieden mag; mitsgaders ook in deliberatie geno
men, of men die met minder kosten niet zoude kunnen besteden."
De „Punten en Artikelen, in form van Generale Instructie ter ver
gadering van de Heeren XVIIen, repraesenterende de Generale Ne-
derlandsche Geoctroijeerde O. I. Compagnie, enz." van 1650 bracht
in de verhouding tusschen het civiel en militair gezag geene wijzi
ging. Duidelijker voor ons, kinderen der eeuw, kwam die verhou
ding uit in de „Consideratiën en advys van de Commissie tot de
Oost-Indische zaken, aan het Staatsbewind der Bataafsche Republiek
enz." gedagteekend 1803, het daarbij belioorende „Charter tot ves
tiging van de Regeering en het Bestuur der Astatische Bezittingen
van de Bataafsche Republik, enz." en de „Instructie voor den Gou
verneur-Generaal van Bataafsch Indien." En wij zien daaruit de
genesis van alle latere Regeeringsreglementen en Instructiën voor
den Gouverneur-Generaal even als uit de „Instructie voor den
Gouverneur-Generaal der Asiatische colonien en bezittingen van Zijne
Majesteit den Koning van Holland," alsmede uit de „Instructie voor
den Gouverneur-Generaal en de Raden van Indienbeiden gearres
teerd bij Koninklijk Besluit dd. 9 Februari 1807, dat het hoogste
gezag overal het civiel gezag was, behoudens de gevallen van oorlog en
beleg. Zoo luidde dan ook artikel 36 van het (nimmer in werking getre
den zijnde) „Reglement op het beleid van de Regering, het justitie
wezen, de cultuur en den handel in 's Lands Aziatische bezittingen,"
gearresteerd door Zijne Koninklijke Hoogheid den Souvereinen Vorst
der Vereenigde Nederlandenden 3™ Januari 1815: „Het politiek
bestuur op elk der onderhoorige Aziatische Bezittingen en Etablisse
menten, zal op den meest eenvoudigen voet, en zoo veel de omstan
digheden zullen toelaten, worden ingerigt, in den geest van het geen
omtrent de regering en het algemeen bestuur derzelve bezittingen
bij dit reglement is bepaald." Hoe die geest is, behoeft niet omschre
ven te worden. Zelfs het voorafgaande militaire bestuur (zoo men
wil) van den Generaal Janssens en den Maarschalk Daendels van