11 Wij kennen allen het treurig votum van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in de donkere zittingdagen van 29 November en 16 December 1878. Met eene oppervlakkigheid, eene roekeloosheid, eene overijling, geheel vreemd aan onze anders zoo bezadigde Volksvertegenwoor diging, werd onder aanvoering van den Volksvertegenwoordiger Van der Schrieck die Krijgsschool de geliefkoosde schepping van den Minister De Roo van Alderwerelt omvergehaald. Dit was de beantwoording van zijne afscheidsgroet aan het leven Vele verwachtingen gingen met hem ten grave! Maar even als in het leven van individuen tijdstippen zijn, waarin de fortuin niet moede schijnt te wordenons tegen te lachen om zich straks dubbel te wreken natuurlijk zoo komen in de geschie denis der volken ook tijden voor, waarin zij de ter redding uitge stoken hand slechts hadden te grijpen. Nog eenmaal lachte de fortuin Nederland toe. Het vond in den opvolger van De Roo van Alderwerelt een Den Beer Poor tug ael uitstekend militair, jeugdig, krachtig, vol toewijding; een man van geloof en overtuiging, een man uit één stuk; een 'eerlijk staatsman! Dat, bij het aanvaarden van de erfenis van zijn grooten voorganger, Het zij ons vergund, dezen Hollandsdien Volksvertegenwoordiger, die zoo laag op de militaire wetenschap neer ziet en met zoo blijkbaar welgevallen de stelling verkondigde, dat „ce n'est que la guerre qui forme le guerrier", de woorden van een grooten oor logsman te herrinneren, wiens gezag door dien representant zeker niet zal worden ge wraakt. In een brief van 27 April 1764 schreef FrederiJc cle Groote 't was kort na het eindigen ^an den zevenjarigen oorlog aan Fouqué„Was den geraeinen Mann betrifft, das wird in künftigen Jahre wieder in der nehmlichen Ordnung sein, wie es vor dem Kriege war; was aber den Officier anlangt, das ist der Ilauptgegenstand meiner Aufmerksamkeit. Um sie fiir die Folge aufmerksam im Dienste zu machen, und ihre Beurtheilungskraft zu bilden, lasse ich ihnen Unterricht in der Kriegs- kunst geben, [Frederik de Groote is dan ook als de oprichter der Pruisische Krijgs school te beschouwen] und sie werden dabei angehalten über alles was sie machen zu raisoniren. Sie sehen wohl, mein Lieber, dass diese Methode nicht überall anschlagen wird; indessen werden wir unter der grossen Menge doch Leute und Officiere bilden, welche nicht blos patentirte Generale vorstellen, sondern audi die Faliig- keiten dazu haben werden.'''' Geschorst bij K. B. dd. 31 Dec. 1878, No. 10.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 22