AANTEEKENINGEN OP DE INDISCHE CAVALERIE. Gaf ik reeds in den vorigen jaargang van dit tijdschrift (zie bladz. 271) eenige beschouwingen over de bepakking, uitrusting en bewa pening van het wapen der Cavalerie, ik gevoel mij verplicht het daar niet bij te laten. De toestand, waarin het wapen thans verkeert, is vrij wel onhoud baar. Die toestand is bovendien, door de onzekerheid, waarin ieder verkeert, pijnlijk. Hoge eene beslissing omtrent het lot, dat de Ca valerie te wachten staat, spoedig genomen worden. Zóó kan het niet langer. Zooals de toestand op het oogenblik is, bestaat er eigenlijk geene Cavalerie. Wat is toch een regiment Cavalerie zonder officieren, zon der paarden en met slecht kader? Ik gevoel mij daarom verplicht, nogmaals eenige beschouwingen aan de belangen van het wapen te wijden. 1. De standplaats van den regimentscommandant. De regiments commandant moet, even als alle andere chefs van wapens en diensten, te Batavia zijn. In zijne verhouding tot het Legerbestuur moet eene geheele wijziging komen. Als eerste adviseur, in zake alle cavale- rieaangelegenheden, van den Commandant van het Leger, behoort zijne plaats niet te Salatigamaar aan het Departement van Oorlog te zijn. Thans worden de belangen der Cavalerie bij de IIe afdeeling van dat departement behartigd, d. i. bij de afdeeling Infanterie, Perso neel en Militaire zaken, eene vreemde combinatie. Wanneer de re gimentscommandant met zijn adjudant en den ridmeester, thans bij de IIe afdeeling werkzaam, en eenig schrijverspersoneel, eene nieuwe afdeeling van het departement vormden, zouden de belangen van het wapen met meer kracht bepleit kunnen worden. Mondeling overleg tusschen den (toekomstigen) Chef van het wapen der Cavalerie en den Legercommandant zoude eene groote correspondentie kunnen voor komen. De aan dezen, eene groote verbetering tot stand brengenden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 244