- 255 -
die garnizoenen, waar de Cavalerie deel moet nemen aan de garni
zoensdienst. De wachtparade moet om 5 uur aantreden. Nu heeft
de ruiter voldoende gelegenheid om zijne wapens, zoo ook zijn har-
nachement, tusschen 10-en 11, 12 en 3 uur schoon te maken, en kan
hij, die om 4J uur uit den stal of uit de keuken komt, behoorlijk
eten en zich kleeden. De wachtmeester der week, die om 10'- uur
dikwerf bij het gras ontvangen, bij den officier van Gezondheid, bij het
uitbetalen der soldij, enz. moet zijn, en derhalve geene gele
genheid heeft om de wachtparade na te gaan, kan nu verantwoor
delijk zijn voor de zindelijkheid der manschappen. Hij heeft na 4j-
uur geene andere diensten meer en gelegenheid genoeg, aan de hoofd
wacht te zijn, hetgeen hij bij de tegenwoordige regeling niet kan,
daar hij de grootste moeite heeft om de manschappen, bij elkander
te krijgen, daar de eene zich kleedt, de andere nog in den stal is,
enz. De manschappon der afkomende wacht hebben niets meer te
doen, gelegenheid hunne wapens in orde te brengen en daarna
eene flinke rust te genieten. Ook zullen hierdoor meer manschap
pen aan de oefeningen deel kunnen nemen. Bij de tegenwoordige
regeling zijn de van wacht komenden eerst om 11 a lij- uur
terug in de kazerne, waarna zij gaan eten. Zoowel de manschap
pen der opkomende als die der afkomende wacht kunnen alzoo geen
deel nemen aan de school en theoriën van 11 12 uur. Hierbij
heeft men dan ook een gering getal kader en manschappen present,
zoodat noch de school, noch de theoriën veel nut hebben.
Tegen de voorgestelde regeling is zeker een bezwaar en wel, dat
de van wacht komende manschappen eerst om 6j- uur zullen kuunen
eten. Aan hen zou echter, even als dit nu gebeurt, het eten om 4 uur
aan de wacht gebracht kunnen worden. Daartegenover staan andere
voordeelen. De ruiter zal minder gejaagd worden hierdoor zullen geene
onmogelijke eischen meer van hem gevergd worden, waardoor de
orde en, als gevolg daarvan, ook de discipline zullen verbeteren, en, wat
vooral niet vergeten mag worden, de manschappen meer geoefend
kunnen worden, zonder dat dit hen drukt.
12. De africhting der paarden. Deze had in de laatste jaren
evenmin bij het depot-eskadron plaats. Men trof te dresseeren