260 -
Zal men hiertegen kunnen aanvoerendat de in bovenbedoeld regle
ment aanbevolen dekkingen in de practijk overbodig zullen blijken en
niet toegepast worden? Geenszins. De ijverige pogingen, in liet werk
gesteld om ons leger van eene veld- en bergartillerie te voorziendie
de vergelijking met de beste dezer wapensoorten in Europa kunnen
doorstaan, waarborgen ons, dat ook zij, die daartoe medegewerkt hebben,
van het nut dier dekkingen overtuigd zijn.
De eerste eisch, waaraan voldaan moet worden door de vluchtige wer
ken, waarin onze Infanterie en Artillerie hare offensief-defensieve kracht
zullen moeten zoekenis eene goede vuuruitwerking. Zelden zal men
geschutstanden vindendie aan dien eisch geheel voldoen en bovendien
uit zich zeiven voldoende dekking opleveren. Integendeelbijna altijd
zal men de dekking zelf moeten maken, en dit is alleen mogelijk, wan
neer men een voldoend aantal gereedschappen medevoert. Maar dit is niet
genoeg. Weten wij, dat zes man bediening voldoende zijn om in weinige
uren een genoegzaam gedekten geschutstand op te werpen, even als voor
andere werkzaamheden moeten de manschappen reeds in vredestijd ook
hierin geoefend worden. Daarom zouden wij deze oefening deel willen
zien uitmaken van de jaarlijksche oefeningen, welke door de batterijen
te BabakanSimo en Batoe-cljadjar worden gehouden. Duizenden guldens
worden aan deze oefeningen ten koste gelegd, aanzienlijke hoeveelheden
ijzer en kruit daarbij verschoten, maar een zoo gewichtige factor der goede
bediening van het geschut in tijd van oorlog zagen wij tot nog toe zeer
weinig in rekening gebracht.
J. L. Swart,
le Luitenant der Artillerie.