284
militaire uitrustingstukken met zware straffen bedreigd. Z. E. wees te
vens op de noodzakelijkheid, tegen te gaan al wat in den regel den In
lander er toe brengt om zich van zijne equipenientstulcken te ontdoen.
Hoe weinig verbetering aan die niettemin zeer gewenschte bepalingen
is te danken, kunnen de jaarlijksche rapporten over het goedverkoopen
getuigen.
Tot toelichting hiervan, laten we volgen eene verzameling der jaarlijk
sche opgaven van de bij het garnizoensbataljon der 2e militaire afdeeling
op Java voorgekomen gevallen van goedverkoopen, loopende v/m 1872
t/rn 1879.
Jaar.
Gemiddelde
sterkte aan
Inlanders.
Hoeveel maal klee
ding is verkocht
door
Inlanders.
Aantal stukken,
dat, zoover bekend,
is verkocht door
Inlanders.
Aantal gevallen
percentsgewijze.
Aanmerkingen.
1872
323
40
305
12,38
1873
324
28
219
8,61
1874
251
46
382
18,32
1875
1876
5)
244
r
35
11
276
n
14,34
Gegevens hiervan
ontbreken.
1877
306
80
609
26,14
1878
295
95
840
32,20
1879
262
65
647
24,80
Dat in 1873 zoo weinig gevallen zijn vermeld, is waarschijnlijk ten
gevolge van de minder strenge controle, bij de vele overplaatsingen als
gevolg der eerste en tweede expeditiën tegen Atjeh.
Vooral sedert het begin van den Atjehschen oorlog is het goedverkoopen
schrikbarend toegenomen.
Geregelde controle was in dien abnormalen toestand zeer moeilijk, en
bijna altijd hoorde men van een lnlandsch soldaat, die van Atjeh kwam'
de stereotiepe uitdrukking: barang hilang di Atjeli!
Ook Europeanen maken zich aan goedverkoopen schuldig, maar aan
gezien dit niet veel voorkomt, zullen we ons alleen bepalen tot de In
landers,